Mark Infra 13, Техническое руководство

Страница: 49 / 128

Type A [5] .
De verbrandingslucht wordt uit de ruimte gezogen en er wordt geen rookgasafvoer gebruikt. Dit
systeem mag alleen toegepast worden in goed geventileerde ruimten, minimaal 10 m
3 /kW per
uur. De rookgassen moeten niet in aanraking komen met brandbare stoffen en / of koude opper-
vlakken ( brandgevaar resp. condensatiegevaar). Op de verbrandingsluchtinlaat moet de meegele-
verde korf geplaatst worden (niet beschikbaar voor de Infra 50).
Type B [6] .
B12: De verbrandingslucht wordt uit de ruimte gezogen en rookgassen worden naar buiten
afgevoerd. Op de rookgasventilator moet een valwindafleider – trekonderbreker gemonteerd
worden. Na inbedrijfstelling moet gecontroleerd worden of er geen rookgassen lekken aan de
onderzijde van de trekonderbreker. Op de verbrandingsluchtinlaat moet de meegeleverde korf
geplaatst worden.
B2X: B22 voor type 13,22 en38 , B23 voor type 50
[7] .
De verbrandingslucht wordt uit de ruimte gezogen en rookgassen worden naar buiten afgevoerd.
Op de rookgasventilator moet een verloop van vierkant naar rond gemonteerd worden. De
maximale lengte L van de afvoerleiding is zes meter, incl. 2 bochten van 90°. In deze toepassing is
alleen een verticale dakdoorvoer in een vlak dak toegestaan. Op de verbrandingsluchtinlaat moet
de meegeleverde korf geplaatst worden (geldt niet voor Infra 50). Om het toestel van voldoende
verbrandingslucht te voorzien, mag dit systeem alleen toegepast worden als er minimaal 2 m
3
/kW
per uur wordt geventileerd. Voor Infra 50 is alleen type B23 beschikbaar. Indien er sterke vervui-
ling of onderdruk in de ruimte kan optreden, moet men altijd een gesloten uitvoering type C
toepassen.
Type C [8A] .
C 1X: C12 voor type 13,22 en 38, C13 voor type 50.
De maximale lengte L van de aan- en afvoerleiding is zes meter, incl. 2x2 bochten van 90°.
Elke extra haakse bocht verkort de lengte met 2 meter. Indien mogelijk bochten van 45° toepas-
sen. Het rookgasafvoersysteem dient minimaal een afschot te hebben van 3° van het toestel af.
Voor type 50 zijn 3 x 2 bochten van 90° toegestaan.
C3X: C32 voor type 13, 22 en 38, C33 voor type 50 [8B] .
De maximale lengte van de aan- en afvoerleiding is zes meter, incl.2 x 2 bochten 90°. Elke extra
bocht verkort de lengte met 2 meter. Indien mogelijk 45° bochten gebruiken. Voor type 50 zijn 3
x 2 bochten van 90° toegestaan.
2.3 Gasaansluiting
De installatie van de gasleiding en gaskraan moet voldoen aan de geldende plaatselijke en/of lan-
delijke voorschriften. De gaskraan, moet zich binnen handbereik van het toestel bevinden
[9] . Bij
afpersen van de aansluitleiding boven 60mbar moet deze gaskraan gesloten worden. Pas bij twijfel
over meekomend vuil een gasfilter toe. Het is noodzakelijk het laatste stuk van de gasaansluiting
flexibel te maken door middel van een goedgekeurde flexibele aansluitslang of een koperen ex-
pansiebocht. De flexibele gasslang moet zodanig geplaatst zijn dat een toestel dat in bedrijf is vrij
kan uitzetten. Zorg ervoor dat er geen spanning of tordering op de flexibele aansluiting kan op
treden.
Bij het aansluiten van de gasleiding mag geen draaimoment worden uitgeoefend op de interne
verbinding van de brander.
NL
49