105
Bediening
•
Houd de kettingzaag tijdens het werken altijd met twee handen vast.
Pak
de achterhandgreep vast met uw rechterhand en de voorhandgreep met uw
linkerhand. Houd de handgrepen stevig vast met uw duim in tegenovergestelde
richting van uw vingers.
•
LET OP: Nadat u de gashendel hebt losgelaten, blijft de zaagketting nog
een korte tijd doordraaien
(uitlopen).
•
Zorg er voortdurend voor dat u stevig staat.
•
Houd de kettingzaag zodanig vast dat u niet de uitlaatgassen inademt. Werk niet
in gesloten vertrekken (gevaar van vergiftiging).
•
Stop onmiddellijk de motor wanneer u enige verandering in het gedrag van
de kettingzaag opmerkt.
•
De motor moet gestopt zijn voordat u de kettingspanning controleert, de
zaagketting spant, de zaagketting vervangt of problemen verhelpt.
•
Wanneer de zaagketting in aanraking komt met stenen, spijkers of andere harde
voorwerpen, stopt u onmiddellijk de motor en controleert u de zaagketting.
• Na afloop van de werkzaamheden of bij het verlaten van het werkgebied, stopt
u de motor en zet u de kettingzaag op een plaats neer waar hij voor niemand
gevaar oplevert.
•
LET OP: Plaats de hete kettingzaag niet in droog gras of op brandbare
voorwerpen. De uitlaatdemper is zeer heet (gevaar van brand).
•
LET OP:
Olie die van de zaagketting of het zaagblad afdruppelt nadat de motor is
gestopt, verontreinigt de bodem. Werk altijd op een geschikte ondergrond.
Terugslag
•
Tijdens het werken met de kettingzaag kan zich een gevaarlijke terugslag
voordoen.
•
Terugslag doet zich voor wanneer de het bovenste gedeelte van het uiteinde van
het zaagblad per ongeluk hout of een ander hard voorwerp raakt.
•
Hierdoor wordt de kettingzaag met grote kracht en ongecontroleerd in de richting
van de gebruiker teruggeworpen.
Gevaar van letsel!
Om terugslag te voorkomen, houdt u zich aan deze regels:
- Alleen speciaal opgeleide personen mogen ’invalzaagsneden’ maken, d.w.z.
met de punt van het zaagblad in hout zagen!
- Gebruik nooit het uiteinde van het zaagblad om een zaagsnede te starten.
- Kijk altijd naar het uiteinde van het zaagblad. Wees voorzichtig wanneer u
verder zaagt in een eerder gemaakte zaagsnede.
- Bij het starten van een zaagsnede moet de zaagketting reeds draaien.
- Controleer altijd of de zaagketting goed geslepen is. Let met name goed op de
hoogte van de dieptebegrenzer.
- Zaag nooit meerdere takken tegelijkertijd. Let er bij het zagen van een tak op
dat geen andere tak wordt aangeraakt.
- Let bij het afkorten van een boomstam op boomstammen die in de buurt
liggen.
Gedrag tijdens het werk/Werkwijze
•
Gebruik de kettingzaag alleen wanneer u goed licht en zicht hebt. Wees bedacht
op gladde of natte plaatsen en op ijs en sneeuw (kans op uitglijden). De kans op
uitglijden is bijzonder hoog tijdens het werken op recent ontbast hout (schors).
•
Werk nooit op onstabiele oppervlakken. Zorg ervoor dat zich in het werkgebied
geen obstakels bevinden (kans op struikelen). Zorg er altijd voor dat u stevig
staat.
•
Zaag nooit boven schouderhoogte.
•
Zaag nooit terwijl u op een ladder staat.
•
Klim nooit in een boom om daar te zagen met de kettingzaag.
•
Leun tijdens het werk niet te ver opzij.
•
Geleid de kettingzaag zodanig dat geen enkel deel van uw lichaam in de
bewegingslijn in de lengterichting van de kettingzaag valt.
•
Gebruik de kettingzaag uitsluitend voor het zagen van hout.
•
Voorkom dat de zaagketting de grond raakt terwijl hij nog draait.
•
Gebruik de kettingzaag nooit voor het optillen of verwijderen van stukken hout of
ander voorwerpen.
•
Verwijder vreemde voorwerpen, zoals zand, stenen en spijkers, die zich
binnen het werkgebied bevinden. Vreemde voorwerpen kunnen de zaagketting
beschadigen en gevaarlijke terugslag veroorzaken.
•
Gebruik bij het zagen van reeds gezaagd hout een veilige ondersteuning
(zaagschraag). Klem het werkstuk niet vast met uw voet en laat het ook niet door
iemand anders vasthouden of -klemmen.
•
Zet ronde werkstukken vast zodat ze niet kunnen draaien.
•
Onderhoud
•
Brandstof bijvullen
•
Zaagketting slijpen
•
Stoppen met werken
•
Vervoeren
•
Uit bedrijf nemen