Instructies voor
de installateur
Installatie
Dit apparaat is niet voor-
zien van een afvoer-
mogelijkheid voor de ver-
brandingsprodukten. Het
wordt aanbevolen het appa-
raat te installeren in een
voldoende geventileerde
ruimte volgens de geldende
wettelijke voorzieningen.
De voor de verbranding
benodigde hoeveelheid lucht
mag niet minder zijn dan
2,0 m
3
/h per kW geinstal-
leerd vermogen. Zie de
tabel vermogen branders.
Plaatsing
(Afb.
voorzien om te worden
verzonken in een keuken-
blad zoals geillustreerd in
de betreffende figuur.
Alvorens het werkblad te
plaatsen moet de
afdichtingspakking
worden aangebracht over
de hele omtrek van de
inbouwopening.
Gasaansluiting
(Afb. 2) Sluit de apparatuur
aan op de gasfles of de
gasleiding volgens de van
kracht zijnde voorschriften,
zich er vantevoren van over-
tuigend dat de apparatuur ge-
schikt is voor het beschikbare
type gas. Is dit niet het geval
zie dan: “Aanpassing aan een
ander type gas”. Ga
bovendien na of de toevoer-
druk valt binnen de waarden,
vermeld in de tabel: “Verbrui-
kers karakteristieken”.
Stijve/halfstijve
metalen aansluiting
Voor de aansluiting uit met
metalen verbindingsstukken
en leidingen (eventueel fle-
xibel), zodanig dat er geen
spanning komt te staan op
de interne delen van de
apparatuur.
N.B.: - Na beeindigen van
de installatie de
gasdichtheid van alle
verbindingen controleren
met een zeepoplossing.
Elektrische aansluiting
(Afb. 5) Alvorens de elek-
trische aansluiting te
verrichten verzekert men zich
ervan dat:
• de karakteristieken van het
stroomvoorzienende appa-
raat voldoen aan hetgeen is
vermeld op de registrati-
eplaat onderop de kookplaat;
• dat het stroomvoorzienende
apparaat voorzien is van
een effectieve aardever-
binding volgens de wettelijk
voorgeschreven normen en
beschikkingen. Het aarden
is verplicht volgens de wet.
In het geval dat het apparaat
niet is uitgerust met een kabel
en/of stekker, dient gebruik ge-
maakt te worden van ma-
teriaal, geschikt voor de
stroomvoering en de werktem-
peratuur, zoals aangegeven op
de registratieplaat. De kabel
mag op geen enkel punt een
temperatuur bereiken die
hoger is dan 50
°
C boven de
omgevingstemperatuur.
Voor de rechtstreek-
seaansluiting op het
elektriciteitsnet moet er
een omnipolaire schakelaar
worden aangebracht, die is
gedimensioneerd voor de
belasting op het plaatje en
die de loskoppeling van het
elektriciteitsnet verzekerd,
met een openingsafstand
van de contacten die de
volledige loskoppeling
toestaat bij overspanning
van categorie III, ove-
reenkomstig de installa-
tieregels (de geel/groene
aardkabel mag niet worden
onde onderbroken). De
stekker of schakelaarmoet
gemakkelijk bereikbaar zijn
als de apparatuur eenmaal
geinstalleerd is.
Als de voedingskabel
beschadigd is, moet deze
door de fabrikant of door
de technische dienst
worden vervangen of in elk
geval door een persoon met
een soortgelijke
kwalificatie, zodat elk
gevaar wordt vermeden.
Aanpassing aan een
ander type gas
(Afb. 6-7) Als blijkt dat de
apparatuur uitgevoerd is
voor een ander type gas dan
ter plaatse beschikbaar,
dient men:
• de injectoren (Afb. 6) te
vervangen door degene
die corresponderen met
het te gebruiken gas (zie
de tabel “Ka-
rakteristieken ver-
bruikers”).
• teneinde het minimum
in te stellen draait men
met een schroevedraaier
de schroef aan de kraan
(z. afb. 7), nadat deze op
het minimum gedraaid
werd. Bij toestellen die
op vloeibaar gas (butaan/
propaan) werken moet
men de stelschroef vast
aandraaien.
3-4). Het apparaat is
Voor de installatie
controleren of de plaatselijke
distributiecondities (gastype
en –druk) en de afstelstatus
van het apparaat compatibel
zijn. De afstelcondities van
dit apparaat staan vermeld
op het etiket (of op het
typeplaatje).
Geen open vlam
gebruiken om eventuele
gaslekkages te controleren.
Na de omzetting van het
apparaat op een ander
type gas, de nieuwe
instelling aangeven op het
daarvoor bestemde plaatje
op het apparaat.
Afb. 2
'
C;7
L
?:18
L
9-@53?:18
L
?A001><5@
L
91@>10A/@51>;;?@1>
Afb. 1