16
Netherlands
DIR
Kies een richting. Blader naar de gewenste richting. Zie
afbeelding 4.
DEL
Druk 3 seconden op de knop om de opgeslagen meting te wissen.
POWER / MENU Aan en uit. Druk 3 seconden op deze knop om het apparaat
uit te schakelen.
MATE
Selecteer materiaalcode 1 tot en met 10. Blader naar de gewenste
code. Zie afbeelding 2.
SCALE
Selecteer de schaal. Blader naar de gewenste schaal. Zie
afbeelding 1.
Meting.
Kies de slagrichting, materiaalcode en schaal. Druk op de knop
POWER / MENU na elke instelling en vóór elke meting. Zorg dat het object
stabiel is bevestigd. Span het veermechanisme. Houd de omvormer stevig
tegen het object; de steunring moet parallel aan het oppervlak staan. Laat de
sluiterknop los. Zie afbeelding 3.
Let op:
laat de sonde nooit los als deze niet tegen een object is gedrukt om
te voorkomen dat de steunring aan de onderkant van de sensor loskomt. Houd
een afstand van minimaal 3 mm tussen twee meetpunten en minimaal 5 mm
vanaf de rand van het object aan. Wanneer het instrument niet in gebruik is,
mag het veermechanisme niet worden gespannen.
Gemiddeld.
Druk 6 seconden op de knop POWER / MENU. AVE wordt
weergegeven. Kies het aantal metingen met de pijlknoppen; u kunt kiezen uit
een waarde van 2 tot en met 9. Druk weer op POWER / MENU. Selecteer
bijvoorbeeld 3 metingen; de gemiddelde waarde wordt weergegeven na 3
metingen.
Kalibratie.
Het instrument moet na een periode van gebruik mogelijk
worden afgesteld. Druk 9 seconden op POWER / MENU. CAL wordt op het
display weergegeven. Meet tegen een testblok waarvan de hardheid bekend is.
Pas de waarde met de pijlknoppen aan totdat de waarde van het testblok wordt
weergegeven. Herhaal dit proces totdat de waarde overeenkomt met de waarde
van het testblok. Druk op de knop POWER / MENU om de kalibratie af te
sluiten.