Lanaform WBPM-100, Руководство пользователя

Страница: 29 / 74

WBPM-100 NL Handleiding 29 / 74
EN FR NL DE SL SV
DE BLOEDDRUK METEN
Plaats de polsband
• De bloeddruk kan verschillen tussen de
rechteren de linkerarm. De gemeten
bloeddrukwaarden kunnen dus ook
verschillen. Voer de meting altijd uit
aan dezelfde arm.
• Als de waarden tussen beide armen sterk ver-
schillen, bepaalt u met uw arts welke arm u het
best gebruikt voor de meting.
• Ontbloot uw linkerpols. Let op dat de bloeds-
omloop niet wordt belemmerd door te nauw-
sluitende kleding of iets anders.
• Plaats de polsband op de binnenkant van uw pols.
• Sluit de polsband met de klittenband. De boven-
ste rand van het apparaat komt op ongeveer 1-2
cm van de handpalm.
• De polsband moet goed rond de pols zitten, maar
mag niet knellen.
Neem een correcte
houding aan
• Rust ongeveer 5 minuten voor u
uw bloeddruk meet! Anders kan
dit tot fouten leiden.
• U moet de bloeddruk zittend meten. Ga com-
fortabel zitten voor u uw bloeddruk meet. Als
u zit, moeten uw rug en armen goed worden
ondersteund door de rugleuning en de arm-
steunen. Sla de benen niet over elkaar. Plaats
de voeten goed vlak op de grond. Ondersteun
uw arm en plooi hem. Let wel altijd op dat de
polsband zich ter hoogte van het hart bevindt.
Anders kan dit tot grote fouten leiden. Ontspan
uw arm en de handen.
• Voor correcte resultaten is het belangrijk dat
u tijdens de meting rustig blijft en niet praat.
De arteriële bloeddruk meten
• Plaats de polsband zoals hierboven omschreven
en ga in de gewenste positie zitten of liggen om
de meting uit te voeren.
• Schakel de bloeddrukmeter in met een druk
op de START/STOP-toets
(2)
. Alle weergaven
lichten kort op.
• Druk op de geheugentoets
(3)
om de gewenste
opslagplaats te kiezen. ( , , of ).
• De resultaten van metingen bij 4 verschillende
personen of metingen in de ochtend en avond
kunnen afzonderlijk worden opgeslagen in vier
geheugens met 30 plaatsen.
• De bloeddrukmeter begint automatisch te meten.
• U kunt de meting op elk ogenblik onderbreken
door de START/STOP-toets
(2)
in te drukken. Zodra
het apparaat een polsslag herkent, verschijnt het
polsslagsymbool.
• De resultaten van de meting van de systolische
druk
(7)
, de diastolische druk
(8)
en de polsslag
(9)
worden weergegeven. Het symbool voor
hartritmestoornissen (als die er zijn)
(14)
en het
symbool voor de rangschikking van de meetre-
sultaten
(15)
knipperen.
• Er_ verschijnt wanneer de meting niet correct
kon worden uitgevoerd. Lees het hoofdstuk Fout-
melding/Fouten oplossen in deze handleiding en
voer de meting opnieuw uit.
• Schakel de bloeddrukmeter uit met een druk
op de START/STOP-toets
(2)
. Zo wordt het resul-
taat van de meting opgeslagen in het gekozen
gebruikersgeheugen.