15
11. Schakel het apparaat op elk gewenst moment uit door de functieschakelaar naar de AUX IN stand
te bewegen of de aan/uitschakelaar naar stand Uit te schuiven.
OVERSLAAN –EN SPOELFUNCTIES
1. U kunt met deze functie naar het begin van een track springen of tijdens het afspelen naar een
specifiek punt binnen een track zoeken.
2. Druk op de OVERSLAAN / VOORUITSPOEL (
) toets om naar de volgende track over te slaan.
Herhaal deze handeling om naar elke daaropvolgende track over te slaan. De display zal de
geselecteerde track aangeven, deze functie werkt in afspeel -, pauze –en stopmodus.
3. Druk op de OVERSLAAN / TERUGSPOEL (
) toets om terug te gaan naar het begin van de
huidige track. Druk nogmaals in om terug over te slaan naar de vorige track. De display zal de
geselecteerde track aangeven, deze functie werkt in afspeel -, pauze –en stopmodus.
4. Om vooruit of terug te spoelen naar een specifiek punt in een track, kunt u de OVERSLAAN/
SPOEL (
of
) ingedrukt houden om in de gewenste richting te spoelen. Laat de toets los zodra
het gewenste punt binnen de track is gevonden om de normale afspeelmodus te hervatten.
AFSPEELMODUS FUNCTIE
Druk tijdens het afspelen meerdere keren op AFSPEELMODUS om het herhaald afspelen te activeren.
De display toont de geselecteerde functie.
REPEAT 1
– de geselecteerde track wordt continu herhaald.
REPEAT
ALBUM
– de selecteerde folder wordt herhaald afgespeeld.
REPEAT
ALL
– de gehele CD wordt herhaald afgespeeld.
RANDOM
– alle tracks worden in willekeurige volgorde afgespeeld.
GEPROGRAMMEERDE (GEHEUGEN) AFSPEELFUNCTIE
U kunt met deze functie tot op 20 tracks in het geheugen programmeren en in een gespecificeerde
volgorde afspelen.
1. Druk in stopmodus op de AFSPEELMODUS toets. De display zal kort ‘01’ aangeven, waarna het ‘00’
toont en de programmeerindicator (PROG) op de display begint te knipperen.
2. Druk meerde keren op de FOLDER OMHOOG toets om de gewenste folder te selecteren (voor
MP3 disks).
3. Gebruik de OVERSLAAN / ZOEK (
of
) toets om vooruit of terug te bewegen totdat het
gewenste tracknummer op de display verschijnt. Druk nogmaals op de AFSPEELMODUS toets om
de track in het geheugen op te slaan. De display zal kort een statische ‘02’ aangeven, waarna dit
verandert in een knipperende ‘00’ ter indicatie dat het gereed is de tweede track te programmeren.
4. Herhaal de bovenstaande stap totdat alle gewenste tracks zijn opgeslagen. Zodra het maximale
aantal geprogrammeerde tracks is bereikt, zal de volgorde opnieuw beginnen en worden de
geprogrammeerde tracks vervangen door nieuwe selecties.
5. Wanneer de programmering is voltooid, kunt u op de START/PAUZE ( ) toets drukken om het
afspelen te starten. De display zal de afspelende track tonen, terwijl de programmeerindicator
constant blijft.
6. Zodra alle geprogrammeerde tracks zijn afgespeeld, zal de geprogrammeerde afspeelmodus
stoppen. U kunt het geprogrammeerd afspelen weer starten door eenmaal op de AFSPEELMODUS
toets te drukken en vervolgens op de START/PAUZE ( ) toets.
7. U kunt een track toevoegen aan het einde van de opgeslagen programmering door meerdere
keren op de PROG toets te drukken om elke al geprogrammeerde track te accepteren. Na de
laatste geprogrammeerde track te accepteren, kunt u de OVERSLAAN / SPOEL (
of
) toets
gebruiken om een nieuwe track te selecteren en deze tevens met de PROG toets accepteren.
Als er bijvoorbeeld drie tracks zijn geprogrammeerd en een vierde is gewenst, kunt u viermaal op
de PROG toets drukken, vervolgens een nieuw tracknummer selecteren met de OVERSLAAN /
SPOEL toetsen en nogmaals op de PROG toets drukken om te accepteren.
8. Wis de geprogrammeerde tracks door op de STOP (■) toets te drukken, de CD houder te openen
of het apparaat uit te schakelen.