– 7
Zeef in de watertekortbeveiliging reinigen.
Filter aan de reinigingsmiddel-zuigslang reinigen.
Olie vervangen.
Laat het onderhoud van het apparaat uitvoeren
door de klantenservice.
Drukcontrole uitvoeren conform de gegevens van
de fabrikant.
Zeef wegnemen.
Zeef in water reinigen en opnieuw plaatsen.
Apparaat drukloos maken.
Fijne filter van de pompkop schroeven.
Fijne filter demontaeren en filterinzet wegnemen.
Filterinzet met schoon water of perslucht reinigen.
In omgekeerde volgorde weer in elkaar zetten.
Brandstoffilter uitkloppen. Brandstof daarbij niet in
het milieu terecht laten komen.
Apparaat drukloos maken.
Bevestigingsklem eruit hevelen en slang (Soft-
Demping-Systeem) van de beveiliging tegen wa-
tertekort eruit trekken.
Zeef wegnemen.
Instructie:
Zonodig schroef M8 ca. 5 mm inschroeven
en daarmee de zeef eruit trekken.
Zeef in water reinigen.
Zeef inschuiven.
Slangnippel helemaal in de beveiliging tegen wa-
tertekort schuiven en goed vastmaken aan de be-
vestigingsklem.
De reinigingsmiddelluchtinlaatleidingen eruit trekken.
Filter in water reinigen en opnieuw plaatsen.
Opvangbak voor ongeveer 1 liter olie klaarstellen.
Aflaatschroef losdraaien.
Aflaatschroef opnieuw aandraaien.
Langzaam olie bijvullen tot de MAX-markering.
Instructie:
Luchtbellen moeten kunnen ontsnappen.
Oliesoort en vulhoeveelheid zie Technische gege-
vens.
GEVAAR
Verwondingsgevaar door onverwacht startend appa-
raat en elektrische schok. Voor alle werkzaamheden
aan het apparaat moet het apparaat uitgeschakeld en
de netstekker uitgetrokken worden.
Afbeelding 14
Polen op de apparaatstekker wisselen.
–
Geen netspanning, zie "Apparaat loopt niet".
–
Watertekort
Wateraansluiting controleren, toevoerleidingen
controleren.
–
Lek in het hogedruksysteem
Hogedruksysteem en aansluitingen op dichtheid
controleren.
–
Fout in de spanningsverzorging of stroomopname
van de motor te groot.
Netaansluiting en netzekeringen controleren.
Klantendienst contacteren.
–
motor overbelast/oververhit
Apparaatschakelaar op „0/OFF“ stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
–
Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
–
Temperatuurbegrenzer rookgas is in werking gezet.
Apparaatschakelaar op „0/OFF“ stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
–
Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
–
Bladveerschakelaar van de beveiliging tegen wa-
tertekort verkleefd of de magneetzuiger klemt.
Klantendienst contacteren.
–
Vlamsensor heeft de brander uitgeschakeld.
Klantendienst contacteren.
–
Brandstoftank is leeg.
Brandstof bijvullen.
–
Fles systeemonderhoud is leeg.
Fles systeemonderhoud vervangen.
–
Reinigingsmiddeltank is leeg.
Reinigingsmiddel vullen.
–
Geen netspanning
Spanningsaansluiting/toevoerleiding controleren.
–
Lucht in het systeem
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op „0“ stellen.
Bij geopende handspuitpistool het apparaat met de
apparaatschakelaar meermaals in- en uitschakelen.
Druk-/volumeregeling van de pompeenheid bij een
geopend handspuitpistool open- en dichtdraaien.
Maandelijks
Alle 500 bedrijfsuren, minstens jaarlijks
Ten laatste alle 5 jaar
Onderhoudswerkzaamheden
Zeef in de wateraansluiting reinigen
Fijn filter reinigen
Brandstoffilter reinigen
Zeef in de watertekortbeveiliging reinigen
Filter aan de reinigingsmiddel-zuigslang reinigen
Olie vervangen
Oude olie op milieuvriendelijke wijze verwijderen of bij
een geautoriseerde instantie indienen.
Hulp bij storingen
Controlelampje draairichting knippert (alleen
3-fasen apparaten)
Controlelampje bedrijfsklaarheid gaat uit
Controlelampje Service
1x knipperen
2x knipperen
3x knipperen
4x knipperen
5x knipperen
6x knipperen
Controlelampje brandstof licht op
Controlelampje systeemonderhoud brandt
Controlelampje reinigingsmiddel brandt
Apparaat draait niet
Apparaat bouwt geen druk meer op
52
NL