– 7
–
Watertekort
Wateraansluiting controleren, toevoerleidingen
controleren.
–
Lek in het hogedruksysteem
Hogedruksysteem en aansluitingen op dichtheid
controleren.
–
Fout in de spanningsverzorging of stroomopname
van de motor te groot.
Netaansluiting en netzekeringen controleren.
Klantendienst contacteren.
–
motor overbelast/oververhit
Apparaatschakelaar op „0/OFF“ stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
–
Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
–
Temperatuurbegrenzer rookgas is in werking gezet.
Apparaatschakelaar op „0/OFF“ stellen.
Apparaat laten afkoelen.
Apparaat inschakelen.
–
Storing treedt opnieuw op.
Klantendienst contacteren.
–
Bladveerschakelaar van de beveiliging tegen wa-
tertekort verkleefd of de magneetzuiger klemt.
Klantendienst contacteren.
–
Vlamsensor heeft de brander uitgeschakeld.
Klantendienst contacteren.
–
Brandstoftank is leeg.
Brandstof bijvullen.
–
Fles systeemonderhoud is leeg.
Fles systeemonderhoud vervangen.
–
Reinigingsmiddeltank is leeg.
Reinigingsmiddel vullen.
–
Geen netspanning
Spanningsaansluiting/toevoerleiding controleren.
–
Lucht in het systeem
Pomp ontluchten:
Reinigingsmiddel-doseerapparaat op „0“ stellen.
Bij geopende handspuitpistool het apparaat met de
apparaatschakelaar meermaals in- en uitschakelen.
Druk-/volumeregeling van de pompeenheid bij een
geopend handspuitpistool open- en dichtdraaien.
Instructie:
Door het demonteren van de hogedrukslang
van de hogedrukaansluiting wordt het ontluchten ver-
sneld.
Indien reinigingsmiddelreservoir leeg is, navullen.
Aansluitingen en leidingen controleren.
–
Druk is ingesteld op „MIN“
Druk op „MAX“ stellen.
–
Zeef in de wateraansluiting vervuild.
Zeef reinigen.
Fijn filter reinigen, zo nodig vernieuwen.
–
Watertoevoerhoeveelheid te laag
Watertoevoerhoeveelheid controleren (zie Techni-
sche gegevens).
–
Pomp ondicht
Instructie:
Toegelaten zijn 3 druppels/minuut.
Bij sterkere ondichtheid het apparaat door de klan-
tendienst laten controleren.
–
Lek in het hogedruksysteem
Hogedruksysteem en aansluitingen op dichtheid
controleren.
Apparaat bij een geopend reinigingsmiddel-do-
seerapparaat en een gesloten watertoevoer laten
draaien tot het vlotterreservoir leeggezogen en de
druk tot „0“ gedaald is.
Watertoevoer opnieuw openen.
Indien de pomp nog steeds geen reinigingsmiddel aan-
zuigt, kan dat de volgende oorzaken hebben:
–
Filter in de reinigingsmiddel-zuigslang verontreinigd
Filter reinigen.
–
Terugslagklep vastgekleefd
Reinigingsmiddelslang verwijderen en terugslag-
klep met een stomp voorwerp lossen.
–
Brandstoftank is leeg.
Brandstof bijvullen.
–
Watertekort
Wateraansluiting controleren, toevoerleidingen
controleren.
Zeef in de watertekortbeveiliging reinigen.
–
Brandstoffilter verontreinigd
Brandstoffilter vervangen.
–
Geen ontstekingsvonk
Indien bij de werking door het kijkglas geen ontste-
kingsvonk zichtbaar is, moet het apparaat door de
klantendienst gecontroleerd worden.
–
Werkdruk/volume te hoog
Werkdruk/volume aan de druk-/volumeregeling
van de pompeenheid verlagen.
–
Verroete verwarmingsspiraal
Apparaat door de klantendienst laten ontroeten.
Indien de storing niet kan worden opgelost, moet
het toestel door de klantendienst gecontroleerd
worden.
Controlelampje Service
1x knipperen
2x knipperen
3x knipperen
4x knipperen
5x knipperen
6x knipperen
Controlelampje brandstof licht op
Controlelampje systeemonderhoud brandt
Controlelampje reinigingsmiddel brandt
Apparaat draait niet
Apparaat bouwt geen druk meer op
Apparaat lekt, water drupt onderaan uit het
apparaat
Apparaat schakelt constant in en uit bij een
gesloten handspuitpistool
Apparaat zuigt geen reinigingsmiddel aan
Brander ontsteekt
Ingestelde temperatuur wordt bij de werking
met heet water niet bereikt
Klantenservice
54
NL