NEDERLANDS
HANDLEIDING
JB SYSTEMS®
23/50
iCOLOR4 Mk2
Ieder apparaat in de DMX keten moet over een eigen startadres beschikken zodat het
weet welke instructies voor hem bestemd zijn.
•
Het startadres instellen met de DIP-schakelaars:
Op de achterzijde van de iCOLOR4 Mk2 ziet U dat de waarde van de eerste 9 DIP-
schakelaars overeen komt met een bepaalde waarde:
Dip
#1 #2 #3 #4 #5 #6 #7 #8 #9
Waarde
1 2 4 8 16 32 64
128
256
U kan deze waarden combineren om een startadres te bekomen tussen 1 en 512:
Beginadres = 01
Æ
switch 1=ON
waarden: 1
Beginadres = 05
Æ
switch 1+3=ON
waarden: 1+4 = 5
Beginadres = 09
Æ
switch 1+4=ON
waarden: 1+8 = 9
Beginadres = 13
Æ
switch 1+3+4=ON
waarden: 1+4+8 = 13
…
Beginadres = 62
Æ
switch 2+3+4+5+6=ON
waarden: 2+4+8+16+32=62
•
DMX-CONFIGURATIE VAN DE ICOLOR4 MK2:
Kies met DIP-schakelaar nummer10 de juiste DMX modus:
•
DMX MODE 1:
DIP switch 10 staat in OFF positie.
NEDERLANDS
HANDLEIDING
JB SYSTEMS®
24/50
iCOLOR4 Mk2
•
DMX MODE 2:
DIP Switch 10 staat in
ON
positie.
ONDERHOUD
•
Overtuig U ervan dat het gebied onder de installatieplaats vrij is van ongewenste
personen tijdens het onderhoud.
•
Zet het toestel uit, trek de netstekker uit het stopcontact en wacht tot het toestel is
afgekoeld.
Bij inspectie moeten de volgende punten worden gecontroleerd.
•
Alle schroeven gebruikt om het te toestel te installeren en al zijn onderdelen moeten
goed vastgedraaid zijn en mogen niet verroest zijn.
•
Behuizingen, vastzetstukken, installeringplaatsen (plafond, spanten, schokbrekers)
mogen absoluut niet verwrongen zijn.
•
Wanneer een optische lens klaarblijkelijk beschadigd is door barsten of diepe krassen,
dan moet deze vervangen worden.
•
De stroomkabels moeten in perfecte staat zijn en behoren vervangen te worden,
wanneer er zelfs maar een klein probleem ontdekt werd.
•
Om het toestel tegen oververhitting te beschermen, behoren de ventilatoren (als die er
zijn) en de ventilatieopeningen elke maand gereinigd te worden.
•
De binnenkant van het toestel behoort elk jaar gereinigd te worden met een stofzuiger of
een luchtspuit.
•
Het schoonmaken van inwendige en uitwendige optische lenzen en/of spiegels moet
regelmatig worden uitgevoerd om een zo goed mogelijke lichtuitstraling te verkrijgen.
Hoe vaak ze schoon moeten worden gemaakt hangt af van de omgeving waar het
toestel wordt gebruikt: een klamme, rokerige of bijzonder vuile omgeving kan een
grotere opeenhoping van vuil veroorzaken op de optische uitrusting.