3 AFSTELLINGEN
12
3.7
MAAISNELHEID ___________________________________________________________
De knipkwaliteit is beter bij snelheden die duidelijk onder de
transportsnelheid van de maaier liggen. De fabrieks-
instelling van 8-10 km/uur is bevredigend onder de meeste
maaiomstandigheden, maar het is mogelijk dat plaatselijke
condities een andere snelheid vereisen.
Om de maaisnelheid te regelen, dient de contramoer
(A)
te
worden gelost en de stopschroef te worden bijgesteld:
omhoog voor het verminderen en omlaag voor het
vermeerderen van de snelheid. Draai de moer weer vast om
de nieuwe positie te handhaven.
Afb. 3G
3.8
RIEM ____________________________________________________________________
Een nieuwe riem moet na de eerste tien bedrijfsuren worden
geïnspecteerd en bijgesteld. Vervolgens na iedere
100 bedrijfsuren.
Regel de poelie van de wisselstroomdynamo zodanig dat de
riem onder een druk van 10 kg halverwege tussen de
poelies, 6-8 mm doorbuigt. Zie de Motorhandleiding.
Bij verkeerde spanning dienen de montagebouten
(B)
te
worden gelost om de wisselstroomdynamo te kunnen
verzetten tot de juiste riemspanning is bereikt.
Afb. 3H
3.9 REMMEN ________________________________________________________________
Na vervanging of onderhoud van de remconstructie moeten
de remmen worden bijgesteld. Dit geldt ook wanneer de
pedaalweg te lang is geworden.
1. Wanneer u nieuwe remkussens installeert, moet u de
kussens polijsten door de maaier op maaisnelheid te
rijden. Tegelijkertijd moet u lichte druk uitoefenen op het
rempedaal gedurende ongeveer 5 seconden. Laat het
rempedaal los en herhaal deze procedure vijf keer
voordat u de uiteindelijke afstelling maakt.
2. Draai afstelmoer
(E)
volledig los.
3. Verwijder de contraveer van de rem
(Zie item 14,
figuur 7.1)
bij de fithaak.
4. Trek handmatig de kabel achter de afstelmoer
(C)
van
het pedaal vandaan, totdat de remkussens net in
contact staan met de remschijf. Draai de afstelmoer
(C)
aant totdat hij in contact staat met de
montageplaat. Draai de moer
(E)
aan om de afstelling
op de juiste plaats vast te zetten. De torsie van de
moer
(E)
moet 27 Nm zijn. De kabel mag niet te veel
torsie hebben of gedraaid zijn.
5. Plaats de contraveer van de rem terug. Herhaal deze
procedure voor de tweede kabel.
6. Als de remmen zijn versleten tot voorbij het punt waar
ze door de kabel kunnen worden afgesteld, moet u de
rembeugel verplaatsen naar de tweede set openingen
(D)
en de afstellingsprocedure afronden.
7. Start de maaier en controleer de werking van de
remmen. Parkeer de maaier op een helling (ong.
16.7°) en schakel de parkeerrem in. De rem moet
voorkomen dat de maaier achteruitrolt. Stel moer
(C)
af zoals vereist.
Afb. 3I
A
LF002
6 - 8 MM
B
LF012
C
E
D
D
Содержание 67962
Страница 31: ...NOTES 7 31 7 NOTES...
Страница 33: ......
Страница 64: ......
Страница 80: ...48...
Страница 81: ...49 Change from previous revision...
Страница 108: ...76 9 8 1 2 9 8 5 3 5 10 6 7 4 9 23 1 Rear Lift Hydraulics 7 Gang Units LF 4675 and LF 4677 Serial No All...
Страница 154: ......
Страница 155: ......