Horus AQUA 14.0, Руководство по эксплуатации, установке и обслуживанию, Страница: 98 / 103

98
HEROPSTARTEN NA HET UITSCHAKELEN OMDAT DE INGESTELDE KAMER TEMPERATUUR
BEREIKT IS
Na de STAND-BY uitschakeling, gaat de kachel in de koeling voorwaarde waarbij de afzuigsnelheid van rookgassen op maximum
wordt gebracht. Na het uitschakelen gaat de kachel in de koeling voorwaarde waarbij de afzuigsnelheid van rookgassen op de
waarde wordt gebracht ingesteld in Pr29. Het opnieuw starten gebeurt bij het bereiken van de voorwaarde
Omgevingstemperatuur T <(T set - PR43) of Water T <(T set - PR43), voor STANDBY vanwege het respectievelijk bereiken van
kamerinstelling of van de waterinstelling.
REINIGING VUURPOT
Tijdens de normale werking in de werkmodus, met tussenpozen die vastgesteld zijn door de parameter PR03, wordt de REINIGING
VUURPOT modus geactiveerd voor de door de parameter PR12 ingestelde duur.
UITZETTEN VAN DE KACHEL
Om de kachel uit te zetten, drukt u gewoon op de knop P4 gedurende ongeveer 2 seconden. De schroef wordt onmiddellijk
gestopt en de rookafvoer wordt op hoge snelheid gebracht. De fase van EINDREINIGING wordt uitgevoerd. De activiteit van de
rookafvoer is uitgeschakeld eens de tijd Pr39 doorlopen, nadat de rookgastemperatuur onder de waarde is gedaald in parameter
Pr13.
OPNIEUW INSCHAKELEN VAN DE KACHEL
Het zal niet mogelijk zijn om de kachel opnieuw op te starten totdat de rookgastemperatuur niet onder de waarde van Pr13
gedaald is en er geen veiligheidstijd Pr38 is verstreken.
WAT GEBEURT ER ALS .... DE PELLET NIET AANGAAT
In het geval van gemiste ontsteking wordt de alarmmelding NO ACC (GEEN ONTST.) weergegeven P4 indrukken om de kachel in de
standaardvoorwaarde te brengen.
GEBREK ELECTRICITEIT
Als er geen netspanning is, zal de kachel bij het herinstellen in de stand van EINDREINIGING treden en wachten tot de
rookgastemperatuur verlaagt tot een waarde kleiner dan Pr13. In het geval zich een storing voordoet in de werking, komt de fiche
tussen die de onregelmatigheid signaleert die is opgetreden via het werken in verschillende modi, afhankelijk van het soort alarm.
De volgende alarmen kunnen zich voordoen:
ELKE ALARMVOORWAARDE VEROORZAAKT HET ONMIDDELLIJK UITZETTEN VAN DE KACHEL
De alarmstatus wordt bereikt na de tijd PR11 en kan worden gereset met de druk op de knop P4.
ALARM SENSOR ROOKGASTEMPERATUUR
Treedt op in geval van defect van de sensor voor het opmeten van de rookgassen als dit mislukt is of losgekoppeld. Tijdens de
alarmtoestand voert de kachel de uitschakelingprocedure uit.
ALARM OVERVERHITTING ROOKGASSEN
Treedt op in geval de rookgassonde een temperatuur detecteert hoger dan 280 °C. Tijdens de alarmtoestand voert de kachel een
uitschakelingprocedure uit.
ALARM VOOR MISLUKTE INSCHAKELING
Treedt op als de fase van inschakeling mislukt. Tijdens de alarmtoestand voert de kachel de uitschakelingprocedure uit.
ALARM UITSCHAKELING TIJDENS DE WERKFASE
Indien tijdens de werkfase de vlam uitdooft en de rookgastemperatuur onder de minimale werkgrens daalt, activeert het alarm
zich. Tijdens de alarmtoestand voert de kachel de uitschakelingprocedure uit.