NL-2
Bij gecombineerd gebruik van de perslucht voor zowel de luchtkap als het pneumatische gereedschap (bv. verfverstuiving), is het
noodzakelijk te verzekeren dat er bij maximaal luchtverbruik van de pneumatische tools voldoende lucht in de luchtkap kan
stromen. Indien nodig kan de werkdruk aangepast worden.
Het systeem mag enkel door opgeleid personeel gebruikt worden, dat zich ook ten volle bewust is van de gevaren die van
toepassing zijn op het uit te voeren werk.
De gritstraalhelm heeft geen EN 397-goedkeuring met betrekking tot veiligheidshelmen.
De markering 'F' wijst erop dat het apparaat en de toevoerslang voor perslucht gebruikt kunnen worden in situaties waar er een
ontvlambaarheidsrisico bestaat.
De toevoerslang voor perslucht is hittebestendig en/of antistatisch.
Het systeem mag gebruikt worden met een mobiel persluchttoevoersysteem onder hoge druk, dat bediend wordt door een
assistent bij de luchttoevoercontrole. Wanneer de drager of de assistent gebruik maakt van oorbescherming, dient er rekening
gehouden te worden met de hoorbaarheid van de waarschuwing.
Wanneer een mobiel persluchttoevoersysteem onder hoge druk de verbinding van meerdere gebruikers mogelijk maakt, dient er
bijzondere aandacht besteed te worden aan de nood om te verzekeren dat het vereiste debiet verschaft wordt aan elke gebruiker.
2.2
Vóór het gebruik
Zorg ervoor dat de compressor zodanig geplaatst wordt dat deze geen gevaarlijke stoffen kan opzuigen en de luchtinlaat niet
belemmerd kan worden. Zorg ervoor dat de compressor ingeschakeld is. Controleer of de juiste werkdruk werd ingesteld en er
zuivere lucht conform EN 12021 verschaft wordt. Indien niet, gebruikt u een goedgekeurde filtereenheid. Controleer of de
compressor uitgerust is met een passende en aanpasbare ontluchtingsklep en of deze regelmatig gecontroleerd en onderhouden
werd. Zorg ervoor dat alle onderdelen gereinigd en gecontroleerd werden zoals omschreven in § 3, 4 en 5.
Overeenkomstig de instructies van de fabrikant zorgt u ervoor dat de capaciteit van het luchttoevoersysteem voldoende is voor
iedere gebruiker die erop aangesloten is.
Pas de werkdruk op het filtersysteem aan tot een minimum van minstens 5,5 bar. Sluit de gritstraalhelm met behulp van de
toevoerslang voor perslucht aan op het filtersysteem. Pas de hoofdband aan op de correcte lengte (afb. 5) en draag indien vereist
een wegwerpbare comfortabele kap. Zet de gritstraalhelm op uw hoofd en pas zijn positie aan, zodat er voldoende druk ontstaat
in de luchtkap (afb. 6).
Pas de gesp van de riem aan.
2.3
Tijdens het gebruik
Pas het luchtvolume aan in functie van de vereisten. De geïntegreerde luchtdebietindicator waarschuwt de gebruiker wanneer er
onvoldoende lucht verdeeld wordt. De luchtdebietindicator werd zodanig aangebracht dat de gele vlag niet zichtbaar zal zijn
wanneer er voldoende lucht is en zal enkel functioneren in de verticale positie (afb. 8). Om veiligheidsredenen kan de regelaar
niet volledig gesloten worden. Verlaat de werkzone onmiddellijk wanneer er een onderbreking is van de luchttoevoer. Zorg ervoor
dat de toevoerslang voor perslucht niet vast kan komen te zitten, waardoor de luchttoevoer zou kunnen verstoren of een snelle
evacuatie van de werkzone verhinderd zou kunnen worden. De gritstraalhelm zal het omgevingsgeluid niet dempen. In dat
opzicht dient bijkomende oorbescherming gebruikt te worden.
2.4
Na het gebruik
Nadat u de werkomgeving verlaten hebt, gespt u de riem los, maakt u de nekslab los, neemt u de helm af en ontkoppelt u de
toevoerslang. Verwijder met een borstel of vod loszittend residu en vuil uit de onderdelen. Reinig en inspecteer de onderdelen
overeenkomstig de instructies die gegeven werden in paragraaf 3 en 4. Zorg er bij het koppelen en het ontkoppelen voor dat er
geen onzuiverheden in de open slangkoppelingen terechtkomen.
3. REINIGEN EN ONTSMETTEN
Reinig na elk gebruik de luchtkap met behulp van reinigings- en ontsmettingsmiddel EPI U-S 19a van Honeywell (onderdeelnummer
1779065). Spoel daarna grondig met zuiver water (gebruik geen solventen). De gezichtskraag of nekslab mag met een mild wasmiddel
op 30°C in de wasmachine gewassen worden. Met ontsmettingsmiddel EPI U-S 19 a reinigt u de binnenoppervlakken van de luchtkap.
Zie de instructies van de fabrikant. Om hygiënische redenen wordt de luchtkap bij voorkeur steeds door dezelfde persoon gedragen.
Blaas de koppeling en de regelaar schoon met perslucht. Droog tenslotte alle metalen onderdelen af met een droge vod om corro sie te
voorkomen. Zorg er bij het reinigen voor dat u geen gevaarlijke materie inademt die vrijkomt bij het reinigen.
4. ONDERHOUD EN INSPECTIE
Gritstraalhelm
Positionering van de wegwerpbare vensters: na het openen van het vensterframe op de COMMANDER helm plaatst u een wegwerpbaar
venster (afb. 9). Bij PANORAMA helmen brengt u nog een wegwerpbaar venster aan als bescherming voor het veiligheidsglas (afb. 9).
Vervanging van de kap: de slab/kap kan vervangen worden door het rubberen helmdeksel gedeeltelijk naar achtere n te schuiven
(afb. 10).
Filtersysteem voor perslucht
Zie de meegeleverde handleiding voor verdere informatie inzake de filtereenheid van de luchtleiding.
Na het vervangen van onderdelen voert u een controle van de werking uit.
Controle van de werking: na het reinigen, ontsmetten of vervangen van onderdelen controleert u de werking van het systeem. Inspecteer
alle belangrijke onderdelen op schade of vuil en vervang deze, indien nodig, door originele reserveonderdelen. Indien de gele vlag van
de luchtdebietindicator wijst op onvoldoende lucht in de luchtkap, ondanks het feit dat de druk correct aangepast is, zou dit kunnen
wijzen op een verstopping in het filtersysteem, de persluchtslang, de koppeling of de geluidsdemper. Tijdens deze controle ho udt u de
luchtkap in de verticale (normale werkings)positie.
Controleer het slangsysteem op lekken: luchttoevoerslang en koppelingen, handmatige test met trekkracht. Sluit de luchtkap aan op het
persluchtfiltersysteem en pas de toevoerdruk aan; het filtersysteem en de luchttoevoerslang mogen geen hoorbare lekken vertonen.
5. ONDERHOUDSFREQUENTIE
Toestemming
om
te
starten met het gebruik:
Controle op werking en lekken.
Vóór het gebruik:
Prestatiecontrole voor de gebruiker, controle van de regelklep.
Na het gebruik:
Reiniging en ontsmetting van het ademhalingstoestel: reiniging, werkingscontrole en lektest van het
volledige systeem.