8
BELANGRIJKE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES
Lees eerst alle instructies voordat u de air-conditioner gaat
gebruiken. Bewaar deze handleiding op een veilige plek voor latere
naslag.
1.
Als de air-conditioner wordt gebruikt in de buurt van kinderen
is toezicht nodig. Dit apparaat is niet bestemd voor gebruik door
kinderen of andere personen zonder hulp of supervisie indien hun
lichamelijke, sensorische of geestelijke vermogens hen van een
veilig gebruik weerhouden.
2.
Gebruik de air-conditioner niet buiten.
3.
Plaats de air-conditioner rechtop op een stevige, vlakke
ondergrond. Zorg ervoor dat het stevig staat zodat het niet kan
kantelen of kan omvallen. Water kan meubels en vloerbedekking
beschadigen.
4.
Rol het stroomsnoer helemaal uit. Een niet geheel uitgerold
stroomsnoer kan tot oververhitting leiden en daarmee brand.
5.
Gebruik niet een verlengsnoer of een variabele
snelheidsregelaar. Dit kan leiden tot oververhitting, brand of
elektrische schok.
6.
Sluit deze air-conditioner alleen aan op een enkelfasig
stopcontact met de stroom zoals deze staat vermeld op de
typeplaat.
7.
Zet de air-conditioner uit, haal de stekker uit het stopcontact
als u de air-conditioner van de ene naar de andere plek verhuist,
voordat u onderdelen erop of eraf haalt en voordat u het apparaat
gaat reinigen. Trek niet aan het snoer om de stekker uit het
stopcontact te halen.
8.
Richt de luchtuitlaat (1) niet direct op mensen, muren, planten
of voorwerpen.
9.
De air-conditioner werkt het beste bij kamertemperaturen tot
35°C.
10.
Gebruik de air-conditioner niet in de buurt van ontvlambare
gassen of materialen, open vuur of op een lokatie waar water kan
opspatten. Spray geen insecticiden of soortgelijke middelen op de
air-conditioner. Zorg dat de air-conditioner niet wordt blootgesteld
aan direct zonlicht. Gebruik de air-conditioner niet in de buurt van
een sauna, wasruimte, badkuip, douche of zwembad of op een
andere plek waar water kan opspatten.
11.
De air-conditioner is alleen ontworpen voor persoonlijk gebruik
binnenshuis, zoals beschreven in de handleiding en is niet bedoeld
voor commercieel gebruik.
12.
Zorg dat de luchtingangen (3,8) en de luchtuitgang (1)
open staan voordat u de air-conditioner gaat gebruiken. De
air-conditioner moet niet achter gordijnen of draperieën worden
geplaatst of achter voorwerpen of obstakels die de luchtcirculatie
kunnen hinderen. Zorg er voor dat er geen voorwerpen in de
luchtingangen (3,8) en luchtuitgang(1) terecht kunnen komen
omdat dit kan leiden tot oververhitting, brand of elektrische schok.
13.
Richt de luchtuitlaat (1) niet direct op mensen, muren,
huisdieren of meubels.
14. Trek de stekker niet uit het stopcontact als het apparaat
aan staat. Druk eerst de aan/uit-knop in de UIT-positie.
15.
Nadat u de air-conditioner hebt uitgezet, wacht u 3 tot 5
minuten voordat u het weer aanzet, anders kan de compressor
worden beschadigd.
16.
Dompel de air-conditioner niet onder water of in andere
vloeistoffen en giet geen water of andere vloeistoffen over de het
apparaat of in de lucht in-(3) of uitgangen (1).
17.
Reinig de air-conditioner regelmatig door de
reinigingsinstructies op te volgen.
18.
Zorg dat u geen metalen delen aanraakt als u het luchtfilter uit
de air-conditioner haalt. Deze hebben scherpe randen en kunnen
letsel veroorzaken. Gebruik de air-conditioner niet als de luchtfilter
en de luchtingangen (3, 8) niet zijn geïnstalleerd.
19.
Als het stroomsnoer van de air-conditioner is beschadigd moet
hij worden gerepareerd bij een service die is goedgekeurd door de
producent, als speciaal gereedschap noodzakelijk is.
20.
Vervoer de air-conditioner altijd rechtop. Als dat niet mogelijk
is, leg het toestel dan op een kant en zet het zodra dit mogelijk is
weer rechtop. Wacht tenminste vier uur na het vervoer voordat u
het toestel aanzet.
21.
Gebruik de air-conditioner niet als hij beschadigd is, eruit ziet
of hij beschadigd kan zijn of als hij niet goed werkt. Trek de stekker
uit het stopcontact.
ONDERDELEN
1.
Luchtuitlaat
2.
Bedieningspaneel
3.
Verdamper luchtinlaat
4.
Luchtuitlaat slang
5.
Voorsporen
6.
Stroomvoorziening met stekker
7.
Afvoerpijp
8.
Luchtinlaat
9.
Uitlaatmond
10.
Uitlaatmondaansluiting( st.)
11.
Uitlaatslang
12.
Flens bevestigingsaccessoires
13.
Raamaansluitingkap
WAARSCHUWINGEN
1. Alle bedrading moet voldoen aan nationale elektronicawetten
en worden geïnstalleerd door een erkend elektriciën. Als u vragen
heeft over de volgende instructies, neem dan contact op met een
erkende elektriciën.
. Controleer de aanwezige stroomvoorziening en los mogelijk
aanwezige problemen met bedrading op voordat u het toestel
installeert.
3. Voor uw eigen veiligheid en bescherming is dit apparaat
gegrond via het stroomsnoer als het is ingestoken in een
bijpassend stropcontact. Indien u niet zeker weet of de
stopcontacten bij u thuis gegrond zijn dient u een elektriciën
te consulteren. Gebruik geen adapters of verlengsnoeren bij dit
apparaat.
NEDERLANDS