Honeywell 997 Скачать руководство пользователя страница 4

 

 

997

 

Passieve Infrarooddetector Voor Plafondmontage

 

HANDLEIDING VOOR INSTALLATIE 

ALGEMENE INFORMATIE 

Deze passieve infrarood bewegingsdetector (PIR) is een 
aan het plafond gemonteerd apparaat, met een rondom 
werkende, in 31 zones verdeelde, Fresnel lens, die een 
efficiënt beschermingspatroon biedt voor bedrijven en 
woonhuizen. De detector registreert kleine en plotselinge 
veranderingen in temperatuur in het waarnemingsgebied. 
Dus wanneer een indringer door het bestreken gebied loopt, 
of daarin komt, wordt het resulterende verschil in infrarode 
energie opgemerkt zodat er een alarmmelding plaatsvindt. 
De beste dekking wordt verkregen als de PIR zo wordt 
gemonteerd dat de meest waarschijnlijke route die de 
indringer zal gaan volgen gelijk is aan de route als afgebeeld 
in figuur 1. 
De detector heeft een, door de installateur instelbare, 
afwisselende polariteits pulsenteller, welke bescherming 
biedt tegen valse alarmmeldingen en een LED die aangeeft 
of het apparaat aan of uitgeschakeld is (ook door de 
installateur instelbaar). 

 

INSTALLATIE TIPS 

•  Installeer de detector niet in direct zonlicht of boven grote 

hittebronnen. 

• 

Zorg ervoor dat het waarnemingsgebied vrij is van 
obstakels (gordijnen, schermen, grote meubelstukken, 
planten en dergelijke) welke het te bestrijken patroon kan 
onderbreken. 

• 

Voorkom plaatsing van de detector op plaatsen waar het 
zeer waarschijnlijk is dat er snelle temperatuur 
schommelingen optreden, zoals bij centrale verwarming, 
radiatoren of leidingen (of kachels in het algemeen), 
airconditioners, open vuur, etc. 

•  Bevestig het apparaat niet op een wiebelige ondergrond. 

Belangrijk:

 Voorkom dat de alarmbedrading vlak naast 

zwaarbelaste elektrische stroomkabels komt te liggen. 

 

BESCHERMINGSPATRONEN 

Het beschermingspatroon van de PIR met de standaard lens 
wordt hier beneden weergegeven. 

Waarnemingsgebied   

 BOVENAANZICHT 

0

997DU-004-V0

MIDDELSTE ZONE

B - ZONES (6 ZONES)

C - ZONES (12 ZONES)

D - ZONES (12 ZONES)

3,5m

5,5m

3,66m

HOOGTE

2,4m

HOOGTE

NOOT:

 EIKE ZONE

BESTAAT UIT TWEE

VELDEN (INCLUSIEF

DE MIDDELSTE

ZONE)

3,5m

5,5m

 

 

ZIJAANZICHT 

PLAFOND

VLOER

3,5m

1,75m

0,9m

0,9m

1,75m

3,5m

5,5m

2,7m

1,4m

1,4m

2,7m

5,5m

3,66m

2,4m

NOOT:

  NIET ELKE ZONE IS AANGEGEVEN, ALLEEN DE ZONES

DIE ZICH OP DE VOORGROND BEVINDEN ZIJN HIER 

AFGEBEELD (KIJK BIJ BOVENAANZICHT VOOR ALLE ZONES).

 

 

SPECIFICATIES 

Waarneming:

 Passief 

Infraroo. 

Bestreken Gebied:

  Doorsnee:  7m 

Hoogte: 2,4m  

 Straal: 

3,5m 

 

Doorsnee: 11m Hoogte: 3,7m 

 Straal: 

5,5m 

Pulsenteller: 

1- of 2-meldingen, door de installateur instelbaar. 

Waarneembaar Looptempo:

 

 

0,15 – 1,5m/Sec.

 

Indicator: 

Rode LED met aan/uit indicatorfunctie. 

Montagehoogte:

  max. 3,7m  

Voltage:

 

12 Volt gelijkstroom nominaal (de PIR 
functioeert niet als de spanning verkeerd om 
wordt aangesloten).

 

Alarm Relais:

 

SPST, Formaat A, max. 0,5A Amp. 
Contactbelasting bij 30 Volt gelijkstroom. 
Reed relais, 15 ohm beschermende weerstand. 

Stroomverbruik:

 17mA 

Reserve bij 

De stroom reserve van de batterijvoeding is

 

Stroomuitval:

 

voldoende om tenminste 4 uur energie te 
kunnen leveren. 

Omgevings-Temperatuur:  

0°C – 50°C 

Omgevings- 

Tot 95% relatieve vochtigheid (max), green

 

Vochtigheid:

  

condensvorming. 

Afmetingen: 

Doorsnee:  89mm x Hoogte: 25,4mm. 

 

HET INSTALLEREN EN AANSLUITEN VAN DE PIR

Het plafond waar de PIR op gemonteerd wordt, dient stevig en 
vrij van vibraties te zijn. 

1. 

Zoek een locatie uit die

, het gewenste bereik oplevert. 

Bedrading (van de centrale, etc.) die aangesloten moet 
worden op de PIR moet naar deze locatie gevoerd 
worden. De doorvoer in het plafond behoeft niet groter te 
zijn dan 8mm in doorsnede. 

2. 

Verwijder de kap van

 de PIR door er zachtjes op te 

drukken en het tegen de klok in (linksom) te draaien. Om 
de kap er weer op te zetten, plaatst u de geleiders op de 
uiteinden van de kap op een lijn met de uitsparingen op de 
rand van de basis, druk de kap zachtjes aan en draai hem 
vast met de klok mee (rechtsom). 

3. 

Breek een van de twee uitbreekstukjes

 weg die speciaal 

zijn aangebracht voor de bedrading (zie figuur 3) en leid 
de draden in de basis van de PIR. 

Waarschuwing:

 zorg ervoor dat de draden het 

waarnemingsveld van de PIR niet blokkeren. 

4. 

Sluit alle draden

 aan op de schroefverbindingen (zie fig. 3 

voor bedradingsdetails). Dicht alle openingen aan de 
onderzijde van het apparaat met een afdichtmiddel (niet 
inbegrepen) om tocht en insecten te weren. 

5.  Om looptesten uit te kunnen voeren, kunt u de LED in 

eerste instantie op AAN zetten (jumper verwijderen) en de 
pulsenteller op UIT (jumper verwijderen).

 

6. 

Bevestig de PIR met de onderzijde

 aan het plafond met 

twee schroeven met gebruikmaking van de reeds 
aanwezige schroefgaten. 

Belangrijk Noot: 

De optimale plaats van bevestiging wordt 

weergegeven in figuur 1. Monteer de PIR op zo’n manier dat 
de waarschijnlijke route die de indringer zal nemen in de 
aangegeven richting wijst. Dit zorgt voor maximale effectiviteit 
van de wisselende polariteit. 

 

12V

LED

ALARM

DET

LED

997DU-001-V0

MEEST WAARSCHIJNLIJKE BEWEGINGSRICHTING VAN DE INDRINGER

RELAIS

UIT

AAN

PULSEN

TELLER

 

 
 

Figuur 1. Optimale Plaats Van Bevestiging 

 

LED AAN/UIT INDICATOR 

De detector wordt geleverd met de Alarm LED uit. (LED 
aan/uit jumper aanwezig.) De LED moet aangezet worden 
(voor een looptest) door de LED aan/uit jumper er uit te halen 
(zie fig. 3 voor de locatie). Om verlies van de jumper te 
voorkomen stellen we voor om de jumper op één enkel 
pennetje te schuiven als hij niet wordt gebruikt. Wanneer de 
looptest is afgerond, kan de LED weer op ‘uit’ worden gezet 
als dat gewenst is (jumper weer op zijn plaats). 
De LED kan ook op afstand bediend worden, en wel als volgt: 
Verwijder de LED aan/uit indicator jumper. Verbind een 
schakeldraad  met het bovenste (No. 1) van de twee LED 
pennetjes die verbonden kunnen worden naar de min of 
opengelaten kunnen worden (zie figuur 2). Het verbinden van 
pennetje No. 1 naar de min zal de LED uit zetten, terwijl het 
weer loshalen van de min de led zal aanzetten. 

 

997DU-002-V0

12V

1         LED

RELAIS

LED IS AAN

LED IS UIT

NAAR DE MIN VAN DE VERBONDEN CENTRALE OF NAAR
DE MIN VAN DE AANSLUITKLEM BAN DE DETECTOR.

 

 
 

Figuur 2. Bediening Van De LED Op Afstand 

 

SABOTAGE CONTACT 

Deze PIR is uitgerust met een sabotage contact aan de 
kap. Als de kap op het apparaat zit, wordt er contact 
gemaakt. Als de kap wordt verwijderd, wordt het contact 
onderbroken. De sabotagecontacten moeten worden 
aangesloten op de sabotagekring van de alarmcentrale. 

 

PULSENTELLER MOGELIJKHEID 

Elke detector heeft een pulsentellersysteem, dat is 
ontworpen om voor stabiltiteit te zorgen in een ongunstige 
omgeving, zodat de mogelijkheid van valse alarm wordt 
geminimaliseerd. Door het plaatsen van de jumper over de 
pulsenteller pennetjes (zie fig. 3 voor de locatie) wordt de 
teller ingesteld op twee meldingen. Om de teller in te stellen 
op 1 melding (directe reactie) verwijdert u de jumper. Als de 
detector op twee meldingen tellen staat ingesteld, zal hij 
een alarmsignaal afgeven binnen 3 of 4 looppassen, omdat 
de logische schakeling meer dan één kortstondige 
beweging nodig heeft om te reageren. Wanneer de detector 
een indringing waarneemt, zal de LED gaan branden en het 
alarmrelais zal schakelen, een toestand die voor beide 1 tot 
3 seconden aanhoudt (afhankelijk van de sterkte van het 
signaal). 
Om verlies van de jumper te voorkomen, stellen we voor 
om de jumper tijdelijk op één enkel pennetje te schuiven als 
hij niet wordt gebruikt. 

LED

ALARM

DET

LED

997DU-003-V0

NO
T USED

12V

RELAIS

UIT

NAAR GESLOTEN

BESCHERMINGSKRING

-  

+  

NAAR DE APARTE
SABOTAGEKRING

SABOTAGECONTACT

(OPENT WANNEER
DE KAP WORDT
VERWIJDERD).

LED

.

"UIT" MET DE
DOORVERBINDING
AANGESLOTEN
"AAN" MET
VERWIJDERDE
JUMPER.

MONTAGE
GATEN

UITBREEKSTUKJES

VOOR KABELINVOER

PULSEN TELLER

"AAN" MET DE

DOORVERBINDING

IN HET APPARAAT.

"UIT" MET

VERWIJDERDE

JUMPER.

AAN

NAAR DE 12 VOLT
GELIJKSTROOM
VOEDINGSBRON

 

Figuur 3. Printplaat (In de Basis Van de PIR) 

 

TEST PROCEDURES 

Belangrijk: 

Na het aansluiten van de voeding is een 

opwarmperiode van twee minuten vereist. Als de testen 
worden uitgevoerd mogen er in het bestreken gebied geen 
mensen aanwezig zijn. Zet het alarmsysteem tijdelijk uit bij 
het testen om ongewenste alarmmeldingen te 
voorkomen.

Looptest 

1. De pulsenteller in de PIR moet uit zijn (jumper 

verwijderen) om een directe reactie te krijgen. De 
AlarmLED moet op dit moment aan zijn (LED jumper 
verwijderen). 

2.  Loop door de beveiligde zones terwijl de kap op de PIR 

zit. Zie of de LED  van de PIR oplicht telkens wanneer er 
beweging wordt waargenomen (de LED doet gedurende 
deze procedure dienst als loop-test-indicator). 

Noot:

 Als de pulsenteller uit staat (directe reactie), blijft de 

LED gedurende ongeveer 3 seconden branden na het 
waarnemen van beweging. 

3. Als de pulsenteller gebruikt wordt in deze installatie, 

installeer dan de pulsenteller jumper op de pulsenteller 
pinnetjes, en herhaal de looptest procedure. Met de 
pulsenteller aan, doet de LED dienst als een alarm 
indicator. 

 Het absolute bereik van alle PIR apparaten is onderhevig 
aan variatie vanwege verschillende kledingtypen, 
achtergronden en omringende temperaturen. Zorg er om 
deze reden voor dat alle meest waarschijnlijke indringroutes 
ruim binnen de beschermde zones van de PIR vallen en dat 
een looptest is uitgevoerd langs deze routes. 
Nadat de looptest is beëindigd kunt u de LED uitzetten als u 
dat wilt (LED aan/uit indicatorjumper zit in het apparaat). 

 

ZORGDRAGEN VOOR DE JUISTE WERKING 

Om de detector in goede conditie te houden is het belangrijk 
dat de gebruiker zich houdt aan het volgende: 

1. 

De voeding moet te allen tijde aangesloten zijn. 
Verlies van voeding naar het apparaat heeft tot 
gevolg dat de alarmcontacten worden ingeschakeld.

 

De gelijkstroomvoeding van het apparaat beschikt over 
voldoende energie om ten minste 4 uur te kunnen blijven 
functioneren bij stroomuitval. 

2. 

Apparaten mogen nooit worden verplaatst

 zonder het 

advies of de hulp van het installatiebedrijf dat de 
alarminstallatie heeft geplaatst. 

3. 

De fysieke omgeving van het beschermde gebied 
dient niet te worden veranderd.

 Als meubels of 

voorraden worden verplaatst, of als er airconditioning of 
extra verwarming wordt geïnstalleerd, moet het systeem 
misschien bijgesteld worden door het installatiebedrijf dat 
de alarminstallatie heeft geplaatst. 

4. 

Looptesten moeten regelmatig worden uitgevoerd 
(tenminste eenmaal per week)

 om goede, voortdurende 

dekking van het gebied door iedere detector te 
bevestigen. 

 

PROBLEM OPLOSSEN 

 

ONDERBROKEN ALARM (LED IN WERKING) 

Waarschijnlijke Oorzaken: 

A. Snelle temperatuurwisseling. Kijk of er elektrische - of 

gaskachels in de buurt zijn, of dat er open vuur is of dat 
er elekrisch gelast wordt. 

Oplossing:

 

Spoor de bron op en zet de detector op een 
andere plaats als dat nodig is. 

B. Tocht zorgt ervoor dat gordijnen, vaste verlichting of 

etalagematerialen gaan bewegen. 

Oplossing:

   Haal de bewegende voorwerpen weg. 

 

ONDERBROKEN OF CONTINU ALARM 

Waarschijnlijke Oorzaken: 

A.  Het gelijkstroom voltage is onvoldoende, onderbroken of 

verkeerd om aangesloten. 

Oplossing:

 

 Zorg ervoor dat het apparaat goed is 

aangesloten en is voorzien van het juiste voltage,  dat de 
bedrading intact (zonder onderbrekingen of kortsluitingen) 
is en dat verbindingen goed vastgemaakt zijn. 

B.  De beschermingskring is onderbroken (open). 

Oplossing:

 

Stel vast of de onderbreking in de bedrading 

van de beschermingskring zit of in de contacten van het 
alarmrelais van de detector. Verbreek de verbinding van 
de beschermingskring met de relaiscontactklemmen van 
de detector en controleer de spanning tussen beide 
aansluitklemmen. Als de spanning ontbreekt op de 
aansluitklemmen (en de detector is voorzien van de 
juiste spanning), stuur het apparaat dan terug voor 
reparatie. Is de spanning wel aanwezig, controleer dan 
de bedrading van de beschermingskring. 

 

LED BRAND NIET 

Waarschijnlijke Oorzaken: 

A.  LED aan/uit jumper zit in het apparaat. 

Oplossing:

 Haal de LED aan/uit jumper uit het apparaat. 

B. LED is defect. Kijk of er kapotte of kortgesloten draden 

zijn. 

Oplossing:

 Stuur het apparaat op voor reparatie. 

GEEN ALARM BIJ BEWEGING IN HET BEVEILIGDE 
GEBIED (LED LICHT NIET OP) 

Waarschijnlijke Oorzaken: 

A. Het waarnemingsgebied is veranderd. Waarschijnlijk zijn 

meubels verplaatst of is er apparatuur in het beveiligde 
gebied geïnstalleerd. 

Oplossing:

 

Waarschuw cliënten over veranderingen in de 

opstelling. 

 

GARANTIE-INFORMATIE 

Voor de recentste garantieinformatie, gelieve te gaan: 

www.honeywell.com/security/hsc/resources/wa 

 

 

 

ÊN6206-1V1gŠ 

N6206-1V1  3/10  Rev A  

 

 

2 Corporate Center Drive, Suite 100

P.O. Box 9040, Melville, NY 11747

Copyright © 2010 Honeywell International Inc.

www.honeywell.com/security

 

 

Содержание 997

Страница 1: ...H This PIR is equipped with a cover tamper switch With cover on the switch is closed when cover is removed the switch opens The tamper terminals see Figure 3 should be connected to the control panel s tamper loop PULSE COUNT OPTION Each detector includes Pulse Count circuitry that is designed to provide stability in adverse environments to minimize false alarms Two event pulse count is provided by...

Страница 2: ...r estabilidad en entornos adversos minimizando así las falsas alarmas El contador de impulsos de dos eventos se obtiene colocando el puente entre las patillas del contador de impulsos véase Ilust 3 para la ubicación Para seleccionar un contador de impulsos de un evento respuesta instantánea quite el puente Si programa la unidad para 2 eventos el detector indicará una alarma a los 3 o 4 pasos ya qu...

Страница 3: ...rnes d autoprotection se reporter à la figure 3 doivent être raccordées à la boucle correspondante sur la centrale FONCTION DE COMPTAGE D IMPULSIONS Chaque détecteur est muni d un circuit de comptage d impulsions conçu pour accroître la stabilité lors d une installation dans un environnement perturbé et éviter tout déclenchement d alarme intempestif Le comptage 2 impulsions est obtenu en plaçant l...

Страница 4: ... wordt er contact gemaakt Als de kap wordt verwijderd wordt het contact onderbroken De sabotagecontacten moeten worden aangesloten op de sabotagekring van de alarmcentrale PULSENTELLER MOGELIJKHEID Elke detector heeft een pulsentellersysteem dat is ontworpen om voor stabiltiteit te zorgen in een ongunstige omgeving zodat de mogelijkheid van valse alarm wordt geminimaliseerd Door het plaatsen van d...

Отзывы: