23
1. Zorg dat de machine op een
stabiel oppervlak staat.
2. Controleer of de afvalbak
leeg en correct gemonteerd is.
3. Til het deksel op. Zorg dat de
draadsluithefboom naar achteren
is geduwd.
4. Hef de ponshendel omhoog
totdat deze rechtop staat.
VÓÓR HET INBINDEN
1. Selecteer de correcte
draadkamdiameter met
behulp van de kamopslagbak.
2. Hang de geselecteerde
draadkam aan de
draadkamondersteuning.
INBINDSTAPPEN
1
2
1
3
4. Til de draadkam omhoog van de
haken af. Plaats voorzichtig in het
geopende draadsluitmechanisme.
Zorg dat de draadkam geopend
is en de bodem van het
mechanisme raakt.
5. Duw de draadsluithefboom naar
voren. Op de bewegende klauw
staat de sluitafstand aangegeven.
Sluit de klauwen tot de
draaddiktemeter de maat aangeeft
van de draad die gesloten wordt.
6. Controleer de gesloten naad.
Als de naad niet goed sluit, kan
het document opnieuw in de
klauwen geplaatst worden en
opnieuw gesloten worden.
7. Om de naad te verbergen,
slaat u het achterste vel naar
achteren. Het voorblad is nu
zichtbaar. De naad is nu in het
document verborgen.
6
7
3. Test ponsafvalvellen om de
instelling van de randgeleiding
te testen.
3
OPSTELLING
4
2
5
4
1. Pons vellen in kleine
hoeveelheden die de
machine of de gebruiker
niet overbelasten.
2. Begin met het achterste blad.
Plaats geponste vellen direct op
de geopende draadkam.
3. Pons het voorblad en hang
het op. Pons en hang de
overige bladen op.
1
3
30
Max 15
(80 g/m
2
)
2
8. Controleer of de naad overal
goed aansluit. Als de binding los
is, kunnen er vellen loslaten. Bij
een goede sluiting blijven alle
vellen vast zitten.
8