Inschakelen en uitschakelen van het systeem
Venster voor annuleren van het alarm
Het bedieningspaneel voorziet in een tijdsperiode waarin de gebruiker de uitzending van het alarm kan annu-
leren. De minimale tijdsduur hiervoor is vijf minuten. Als de geprogrammeerde alarmverzendingsvertraging
is verstreken, wordt er na het annuleren van een alarm een bericht naar de meldkamer verstuurd. Na een suc-
cesvolle verzending van het annuleringsbericht piept het bedienpaneel 6 keer.
Sirene gaat af na Afwezig inschakelen
Hoorbare Afsluitingsfout
In een poging om de kans op ongewenste alarmen te beperken, is de hoorbare uitloopfout ontworpen om u
te waarschuwen voor een verkeerde uitloop bij inschakeling van het systeem in de Afwezig mode. In het
geval dat u faalt het pand te verlaten tijdens de toegewezen uitlooptijd, of als u de uitgang-/ingangsdeur
niet goed sluit, zal het systeem u laten weten dat het op twee manieren onjuist is ingeschakeld: het bedien-
deel zal een continue pieptoon afgeven en de sirene gaat af.
Uw installateur zal u vertellen of deze functie op uw systeem is ingeschakeld. Als dit optreedt:
1.
Betreedt het pand opnieuw.
2.
Toets uw toegangscode om het systeem uit te schakelen. Dit moet u doen voordat de inlooptijd
timer verloopt.
3.
Volg opnieuw de procedure voor Weg inschakelen en zorg ervoor dat u de toe-/uitgangsdeur goed
sluit.
Inschakelfout
Er klinkt een fouttoon als het systeem niet kan inschakelen. Dit gebeurt als het systeem niet gereed is om in
te schakelen (d.w.z. sensoren zijn open) of indien een onjuiste gebruikerscode is ingevoerd. Als dit gebeurt,
controleert u of alle sensoren beveiligd zijn. Druk [#] en probeer het opnieuw, en zorg ervoor dat er een gel-
dige toegangscode wordt ingevoerd. Neem contact op met uw installateur om te bepalen of inschakelen op
een andere manier wordt tegengehouden.
Alarminschakeling en alarmuitschakeling op afstand
Het systeem kan worden ingeschakeld en/of uitgeschakeld met gebruikmaking van de draadloze sleutel of
een proximitytag. Als het systeem wordt ingeschakeld door gebruikmaking van de toets Alarminschakeling
op de draadloze sleutel, erkent het systeem de opdracht door een enkele bel piep te laten klinken (als bel
piep is ingeschakeld). Als het systeem wordt uitgeschakeld door gebruikmaking van de toets Alarm-
uitschakeling op de draadloze sleutel, erkent het systeem de opdracht door twee bel pieptonen te laten klin-
ken (als bel piep is ingeschakeld), die van buiten het pand kunnen worden gehoord.
Het inschakelen van het systeem met een nabijheidslabel:
l
Presenteer op ieder moment dat het indicatielampje Gereed van het systeem aan is, uw nabij-
heidslabel aan een toetsenbord dat voorzien is van een nabijheidssensor.
l
Voer uw toegangscode in, als die door uw installateur is geconfigureerd.
Het uitschakelen van het systeem met een nabijheidslabel:
l
Presenteer op ieder moment dat het systeem is ingeschakeld uw nabijheidslabel aan een toet-
senbord dat voorzien is van een nabijheidssensor. (Het indicatielampje aan/uit is aan) en als het is
geconfigureerd zoals vereist, voer dan uw toegangscode in.
l
Als u door de toegangsdeur loopt, dan piept het toetsenbord. Presenteer binnen _____ seconden
uw nabijheidslabel om een alarmtoestand te voorkomen.
Als het Alarm afgaat
Het systeem kan 3 verschillende alarmgeluiden genereren:
l
Tijdelijk/gepulseerde sirene = brandalarm
l
4 pieptonen, 5-tweede pauze 4 pieptonen = Koolmonoxide alarm
- 86 -