DeWalt DCE089G18, Руководство пользователя

Страница: 83 / 152

83
NL
lijnen op de vlakke ondergrond (
e
,
f
)
(Afbeelding
F 3
).
6.
Markeer twee korte lijnen waar de stralen op het
plafond
kruisen
g
,
h
.
7.
Meet de afstand tussen elke set markeringen op
het plafond (
c
,
g
en
d
,
h
). Als de gemeten
waarde groter is dan de waarden hieronder
afgebeeld, moet de laser worden afgesteld bij een
erkend servicecentrum.
Plafond hoogte
Toegestane afstand
tussen de markeringen
2.5 m 1.7 mm
3.0 m 2.1 mm
4.0 m 2.8 mm
6.0 m 4.1 mm
9.0 m 6.2 mm
90º nauwkeurigheid tussen verticale
laserstralen
Voor het controleren van de 90º nauwkeurigheid is een
open ruimte nodig van ten minste 33’ x 18’ (10m x 5m).
Raadpleeg afbeelding
G
voor de positie van de laser
en de plaats van de markeringen tijdens elke stap.
Markeer altijd het midden van de straal.
1.
Plaats de laser op een vlak en stabiel oppervlak
dat naar beide zijden waterpas is.
2.
Schuif de Aan-uit/Transport vergrendeling naar
rechts om de laser in te schakelen.
3.
Druk op om de horizontale straal aan de
zijkant in te schakelen.
4.
Markeer het midden van de straal op drie posities
(
a
,
b
,
c
) op de vloer langs de zijkant van de
laserstraal. Markering
b
moet het middelpunt van
de laserstraal zijn (Afbeelding
G 1
).
5.
Pak de laser op en zet de laser op
b
.
6.
Druk op om de verticale laserstraal aan de
voorkant ook in te schakelen (Afbeelding
G 2
).
7.
Plaats de voorste verticale laserstraal zo dat deze
precies kruist op
b
, met de zij-laserstraal op één
lijn met
c
(Afbeelding
G 2
).
8.
Markeer een plek
e
langs de voorste verticale
laserstraal, ten minste 14’ (4m) van de lijnlaser
verwijderd (Afbeelding
G 2
).
9.
Draai de laser 90º zodat de zij-laserstraal nu door
b
en
e
gaat (Afbeelding
G 3
).
10.
Direct boven of onder
a
, markeer
f
langs de
voorste verticale laserstraal.
11.
Meet de afstand tussen
a
en
f
. Als de gemeten
waarde groter is dan de waarden hieronder
afgebeeld, moet de laser worden afgesteld bij een
erkend servicecentrum.
Afstand van
a
naar
b
Toegestane afstand
tussen
a
en
f
4.0 m 3.5 mm
5.0 m 4.4 mm
6.0 m 5.3 mm
7.0 m 6.2 mm
De laser gebruiken
De laser waterpas stellen
Zolang als de laser correct is gekalibreerd, zal de laser
zelfnivelleren. Elke laser is in de fabriek gekalibreerd
zodat deze zichzelf kan nivelleren zolang als de laser
op een oppervlak staat met een hellingshoek kleiner
dan ± 4°. Handmatige aanpassingen zijn niet nodig.
Als de laser te veel is gekanteld kan de laser niet
zelfnivelleren (> 4°) en zal de laserstraal knipperen. Er
zijn twee knippercycli die een niet waterpas indicatie
aangeven.
• Tussen 4° en 10° knipperen de laserstralen constant