30
Montagehandleiding
Voordat u met de montage begint, absoluut onze adviezen en
veiligheidsvoorschriften in acht nemen!
Stap 1:
Montage van de voorste voetbuis (33) en de achterste voetbuis (36)
op het frame (23) door middel van de sluitschroeven (35+75), de
onderlegplaatjes (17+64), de veerringen voor M8 (76) en de dopmoeren
M8 (38).
1.
De schroeven (35) en telkens twee flakke onderlegplaatjes (64), veerringen
(76) en moeren (38) binnen handbereik naast het voorste deel van het frame
(23) leggen.
2.
De schroeven (75) en telkens twee gebogene onderlegplaatjes (17),
veerringen (76) en moeren (38) binnen handbereik naast het achterste deel
van het frame (23) leggen.
3.
De voetbuizen (33) + (36) in de opnamestukken op het frame (23) leggen en
zodanig uitlijnen dat de gaten van de opnamestukken en van de voetbuizen
(33) + (36) overeenstemmen.
4.
Een bout (35+75) door elk boorgat steken.
5.
De uiteinden van de bouten (35+75) voorzien van een tussenring (17,64),
een veerring (76) en vastschroeven met een moer (38).
(Let op! Op een willekeurig moment kunnen oneffenheden in de vloer, waarop
het toestel voor het trainen wordt geplaatst, door het verdraaien van de
excentrische doppen (37) worden gecompenseerd).
Stap 2:
Verbinding van de computerkabels incl. sensor (22) met de computerkabel
(2), verbinding van de Bowdenkabel van de weerstandsinstelling (20)
met de Bowdenkabel (21) en montage van de stuurbuis (11) op het
basisframe (23) met behulp van de inbusbouten (18), de tussenringen
(17) en de veerringen voor M8 (76).
1.
Het onderste uiteinde van de stuurbuis (11) naar het basisframe (23)
leiden. De uiteinden van de beide computerkabels (2) en (22) die uit (23) en
(11) steken verbinden.
2.
De beide uiteinden van Bowdenkabels (20) en (21) zoals in onderstaande
afbeelding monteren (A1+A4).
(Let op! Het is aan te bevelen bij deze montage de weerstandsinstelling op
de hoogste stand in te stellen, omdat dan de Bowdenkabel zo ver mogelijk
uit de ommanteling steekt).
Wanneer het vanuit de fabriek ingestelde trapweerstandsbereik van het
apparaat na enige trainingstijd te zwaar of te licht blijkt te zijn, kan deze
met behulp van de Bowdenkabel (21) worden gewijzigd. Daarvoor moet u
op de Bowdenkabel (21) moer losdraaien, het schroefdraadgat draaien en
in de nieuwe positie met moer weer vastdraaien. Daarbij geldt: Hoe verder
in het bereik van de U-haak wordt gedraaid, des te groter de weerstand
wordt en omgekeerd.)
3.
Vervolgens de stuursteunbuis (11) op het basisframe (23) spelden.
(Opgelet! Let erop dat bij de montage van de buizen de kabelen
Bowdenkabelverbindingen niet gekneld worden.
4.
De bouten (18) allemaal voorzien van een veerring (76) en een tussenring
(17). De bouten door de gaten in de stuurbuis steken, in de schroefdraadgaten
van het basisframe (23) draaien tot ze stevig vastzitten.
Содержание CPS 3.3
Страница 3: ...3 Deutsch ...
Страница 43: ...43 ...