18
Je microscoop bestaat uit de vol-
gende delen (afb. 1–4):
1 Binoculaire inkijk (met
oculairbuis)
2 Stereo-objectief
3 Oculairen
4 Verlichting (LED)
5 Microscooptafel (met
objectplaat)
6 Objectklem
7 Scherpteregeling
8 Aan-/Uit-schakelaar
9 Batterijvak
10 Bevestigingsschroeven
11 Batterijcontacten (platte platen en
veerklemmen)
12 gesteentenmonsters
Oplichtmicroscopie
5 bereid slides
Doorlichtmicroscopie
2 objectplaten
Test met welke plaat uw object het
best bekeken kan worden.
Locatie
Voordat je begint, zoek je een
geschikte plaats om met de
microscoop te kunnen werken. Het
is belangrijk dat je genoeg licht hebt
(raam, bureaulamp).
Eenvoudige observatie
Plaats het object dat je wilt
bekijken (bijvoorbeeld een steen)
in het midden van de microscoop
-
tafel (5). Als het object groot ge
-
noeg is, kun je het het best onder de
objectklemmen (6) vastzetten.
Kijk nu door de binoculaire inkijk
(1) en verander de afstand van de
oculairen (3) zo, dat je een cirkelvor
-
mig, helder beeld krijgt.
De scherpte stel je in, door langzaam
aan de scherpteregeling (7) te draaien.