Nederlands |
35
middenlijn“
(h)
, de richtingaanduiding „Laserstraal boven
middenlijn“
(j)
of de aanduiding middenlijn
(i)
,
– optioneel door het geluidssignaal.
Laserontvanger te laag:
loopt de laserstraal door de boven-
ste helft van het ontvangstveld
(11)
, dan verschijnt de rich-
tingaanduiding „Laserstraal boven middenlijn“
(j)
op het dis-
play.
Bij ingeschakeld geluidssignaal is een signaal in een lang-
zaam ritme te horen.
Beweeg de laserontvanger in de richting van de pijl naar bo-
ven.
Laserontvanger te hoog:
loopt de laserstraal door de on-
derste helft van het ontvangstveld
(11)
, dan verschijnt de
richtingaanduiding „Laserstraal onder middenlijn“
(h)
op het
display.
Bij ingeschakeld geluidssignaal is een signaal in een snel rit-
me te horen.
Beweeg de laserontvanger in de richting van de pijl omlaag.
Laserontvanger in het midden:
loopt de laserstraal ter
hoogte van de middenlijn door het ontvangstveld
(11)
, dan
verschijnt de aanduiding middenlijn
(i)
op het display.
Bij ingeschakeld geluidssignaal is een permanent signaal te
horen.
Geheugenfunctie van laatste ontvangst:
als de laserstraal
door een obstakel wordt onderbroken en het ontvangst-
veld
(11)
niet meer bereikt, dan knippert gedurende korte
tijd de laatst aangegeven richtingaanduiding „Laserstraal bo-
ven middenlijn“
(j)
, „Laserstraal onder middenlijn“
(h)
of de
aanduiding middenlijn
(i)
op het display.
Aanduiding relatieve hoogte (zie afbeelding B)
Als de laserstraal het ontvangstveld
(11)
raakt, dan ver-
schijnt de afstand tussen de laserstraal en de middenmarke-
ring
(10)
in de aanduiding relatieve hoogte
(g)
op het dis-
play.
Als de afstand tussen de laserstraal op het ontvangst-
veld
(11)
en de middenmarkering
(10)
groter is dan 30 mm,
dan verdwijnt de aanduiding relatieve hoogte
(g)
. In dit geval
wordt alleen nog de betreffende richtingaanduiding aange-
geven.
Displayverlichting
De displays
(6)
op voor- en achterkant van de laserontvan-
ger beschikken over een displayverlichting.
De displayverlichting is telkens na het inschakelen van de la-
serontvanger ingeschakeld. De displayverlichting wordt tij-
delijk gedeactiveerd:
– 2 minuten nadat op een toets werd gedrukt, wanneer
geen laserstraal het ontvangstveld bereikt,
– 2 minuten nadat op een toets werd gedrukt, wanneer de
positie van de laserstraal in het ontvangstveld gedurende
deze tijd niet verandert.
Om de displayverlichting helemaal uit te schakelen, drukt u
op de toets displayverlichting
(5)
.
Instellingen
Instelling van de aanduiding middenlijn kiezen
Met de toets instelling ontvangstnauwkeurigheid
(3)
kunt u
vastleggen met welke nauwkeurigheid de positie van de la-
serstraal op het ontvangstveld als „in het midden“ aangege-
ven wordt:
– ontvangstnauwkeurigheid „fijn“ (aanduiding
(c)
op het
display),
– ontvangstnauwkeurigheid „gemiddeld“ (aanduiding
(b)
op het display),
– ontvangstnauwkeurigheid „grof“ (aanduiding
(a)
op het
display).
Voor elk van de aanduidingen
(a)
,
(b)
en
(c)
kunnen twee
waarden worden gekozen. Telkens bij het drukken op de
toets instelling ontvangstnauwkeurigheid
(3)
verschijnt ge-
durende korte tijd de precieze waarde van de ontvangst-
nauwkeurigheid in de aanduiding relatieve hoogte
(g)
.
De instelling van de ontvangstnauwkeurigheid wordt bij het
uitschakelen opgeslagen.
Geluidssignaal voor het aangeven van de laserstraal
De positie van de laserstraal op het ontvangstveld
(11)
kan
door een geluidssignaal aangegeven worden.
U kunt het volume wijzigen of het geluidssignaal uitschake-
len.
Druk voor het wisselen of uitschakelen van het geluidssig-
naal op de toets geluidssignaal
(4)
tot het gewenste volume
op het display verschijnt. Bij een laag volume verschijnt de
aanduiding geluidssignaal
(e)
op het display zonder streep-
je, bij een hoog volume met een streepje, bij uitgeschakeld
geluidssignaal verdwijnt de aanduiding.
De instelling van het geluidssignaal wordt bij het uitschake-
len van de laserontvanger opgeslagen.
Maateenheid wisselen
U kunt de maateenheid voor de waarden in de aanduiding re-
latieve hoogte
(g)
wijzigen.
Druk daarvoor tegelijkertijd zo vaak op de toets geluidssig-
naal
(4)
en de toets instelling ontvangstnauwkeurigheid
(3)
tot de gewenste eenheid in de aanduiding maateenheid
(d)
verschijnt.
De instelling van de maateenheid wordt bij het uitschakelen
van de laserontvanger opgeslagen.
Aanwijzingen voor werkzaamheden
Uitlijnen met de libel
Met behulp van de libel
(7)
kunt u de laserontvanger verti-
caal (loodrecht) uitlijnen. Scheef aanbrengen van de laser-
ontvanger leidt tot foutieve metingen.
Markeren
Bij de middenmarkering
(10)
rechts en links op de laseront-
vanger kunt u de positie van de laserstraal markeren, wan-
neer deze door het midden van het ontvangstveld
(11)
loopt.
Let erop dat u de laserontvanger bij het markeren nauwkeu-
rig verticaal (bij horizontale laserstraal) of horizontaal (bij
Bosch Power Tools
1 609 92A 5R9 | (26.06.2020)