02/ 2018
DUSPOL
®
analog
39
tie zal in vergelijking met de referentiewaarde 100 kΩ bij
aanwezige stoorspanning "bedrijfsspanning niet aanwezig"
niet eenduidig aangeven. Wanneer de aanduiding "spanning
aanwezig" verschijnt bij een component die als gescheiden
van de installatie geldt, is het dringend aan te bevelen met
bijkomende maatregelen (bijvoorbeeld: gebruik van een ge-
schikte spanningstester die een onderscheid kan maken tus-
sen bedrijfsspanning en stoorspanning, visuele controle van
het scheidingspunt in het elektrisch net, enz.) de toestand
"bedrijfsspanning niet aanwezig" van het te testen onderdeel
aan te tonen en vast te stellen dat de door de spanningstester
aangegeven spanning een stoorspanning is.
Spanningstesters die door belastingsbijschakeling een
onderscheid kunnen maken tussen bedrijfsspanning en
stoorspanning:
Een spanningstester met vermelding van twee waarden van
de inwendige impedantie, is geslaagd in de test van zijn uit-
voering/constructie voor de behandeling van stoorspanningen
en is (binnen de technische grenzen) in staat een onderscheid
te maken tussen bedrijfsspanning en stoorspanning en het
aanwezige spanningstype direct of indirect weer te geven.
Elektrische symbolen op het apparaat:
Symbool Betekenis
Belangrijke documentatie!
Het symbool geeft aan dat de gids beschreven
in de handleiding, om risico's te vermijden
Apparaat of uitrusting voor het werken onder
spanning
Drukschakelaar
AC wisselspanning
DC gelijkspanning
DC/ AC gelijk- en wisselspanning
Aarde (spanning naar aarde)
Drukschakelaar (handbediening); wijst er
op,dat de desbetreffende indicaties alleen
plaatsvinden bij bediening van de beide druk-
schakelaars
Rechts draaiveld; de draaiveldrichting kan al-
leen bij 50 of 60 Hz en in een geaard netwerk
worden weergegeven
Draaispoelindicatie
2. Apparaatbeschrijving
1
Teststaafbescherming
2
Teststaaf L1/-
3
Teststaaf L2/+
4
Draaispoelindicatie
5
Drukschakelaar
6
Handgreep L1
7
Indicatorgreep L2
8
Graduele LED-indicator
9
LC-display met „R“ symbool voor het testen van de buiten-
geleider (faseweergave) en de draaiveldindicatie (rechts)
J
+/- LED´s van de polariteitsindicatie
3. Functiecontrole voor het gebruik ter controle van de
spanningloosheid van de installatie
- Onmiddellijk voor en na het gebruik moet de spannings-
tester worden gecontroleerd op zijn werking!
- Test de spanningstester op bekende spanningsbronnen
bijv. op een 230 V-contactdoos.
- Gebruik de spanningstester niet, wanneer spanningsindi-
cator, fase-indicator en vibratiemotor niet correct functio-
neren!
4.
Controle van de installatie op spanningloosheid
(af-
beelding A/B)
Bij de installatiecontrole dient u de spanningloosheid van de
installatie te controleren door de spanningsindicator, de fase-
indicator (fase-indicator functioneert alleen in het geaarde
wisselspanningsnet) en de vibratiemotor (vibratiemotor wordt
door bediening van beide druktoetsen geactiveer) te controle-
ren. Van spanningloosheid van de installatie is alleen sprake,
wanneer alle drie testkringen spanningloosheid aangeven
(spanningsindicator, fase-indicator en vibratiemotor).
- Leg de beide teststaven L1/+
2
en L2/-
3
tegen de te
testen installatieonderdelen.
- De omvang van de aanwezige spanning wordt weergege-
ven via de graduele LED-indicator
8
.
- Door bediening van de beide drukschakelaars
5
worden
de draaispoelindicatie
4
, de 12 V LED-indicator (+/-) en
een interne last in de spanningstester ingeschakeld.
- Wisselspanningen (AC) worden weergegeven door het ge-
lijktijdig oplichten van de + 24 V LED en van de - 24 V LED.
- Gelijkspanningen (DC) worden weergegeven door het
oplichten van de + 24 V LED of van de - 24 V LED. Via
de polariteitsindicatie
J
wordt de op de teststaaf L2/+
3
aanwezige
polariteit
+ of - weergegeven.
- Om een onderscheid te maken tussen energierijke en
energiearme spanningen (bijv. capacitief ingekoppelde
stoorspanningen) kan door bediening van de beide druk-
schakelaars een interne last in de spanningstester worden
ingeschakeld. (zie hoofdstuk 5.)
5.
Vermogeninschakeling met vibratiemotor
(afbeelding
A/B)
De beide handgrepen L1
6
en L2
7
zijn voorzien van druk-
schakelaars
5
. Bij bediening van de beide drukschakelaars