• Als een veilige werking van het apparaat niet langer gegarandeerd wordt, gebruik
het apparaat niet langer en berg deze in een veilige en afgesloten plaats op. Een
veilige werking is niet langer gegarandeerd als:
- de voeding zichtbaar beschadigd is,
- de voeding niet langer werkt,
- het product voor langere tijd onder ongunstige omstandigheden bewaard is
- het product tijdens transport werd beschadigd.
• Gebruik de laboratoriumvoeding niet als een oplader.
• De laboratoriumvoeding is niet goedgekeurd voor gebruik op mensen of dieren.
• Het openen van deksels op het product of het afhalen van onderdelen – tenzij dit
met de hand mogelijk is – kan componenten onder spanning blootstellen. Dit kan
tot de dood door elektrische schokken leiden!
• Haal de stekker uit het stopcontact voordat u het apparaat opent.
• De condensatoren die zich in de laboratoriumvoeding bevinden kunnen zelfs na
loskoppeling van de netvoeding onder spanning staan.
• Gebruik alleen zekeringen van het aangegeven type en nominale stroom. Het
gebruik van herstelde zekeringen is niet toegestaan, brandgevaar!
• In commerciële instellingen moet de hand worden gehouden aan de ongevallen-
preventievoorschriften van het Verbond van Commerciële Bedrijfsverenigingen
voor Elektrische Installaties en Apparatuur.
• Toezicht door opgeleid personeel dient te gebeuren wanneer de laboratoriumvoe-
ding in scholen, onderwijsinstellingen, hobby en do-it-yourself workshops wordt
gebruikt.
• Behandel het product met zorg. Schokken, botsingen of zelfs een val van een
beperkte hoogte kunnen het product beschadigen.
• Houd ook de hand aan de veiligheidsinstructies en gebruiksaanwijzing van alle
andere producten die op dit product aangesloten zijn.
• Als u vragen hebt over het gebruik, veiligheid of aansluiting van het product, raad-
pleeg dan een vakman.
• Onderhoud, aanpassingen en reparaties mogen alleen uitgevoerd worden door
een vakman of in een daartoe bevoegde werkplaats.
• Als u nog vragen hebt die niet in deze gebruiksaanwijzing zijn beantwoord, neem
dan contact op met onze technische dienst of ander technisch personeel.
Bedieningselementen
13 ______
14 _________
15 ________
____ 12
____ 11
_____ 10
_____ 9
___
8
___
7
___
6
1 ________
2 ________
3 _____
4 _____
5 __
USE ONLY WITH 250 V FUSE
1 LED-display “V” voor de uitgangsspanning
2 LED-display “A” voor de uitgangsstroom
3 Draaiknop “VOLT-Fine” voor precieze spanningsinstelling
4 Draaiknop “CURR-Fine” voor precieze stroominstelling
5 Aan/uit-schakelaar („ON“ = aan „OFF“ = uit)
6 Min-aansluitingsbus voor de gelijkstroomuitgang
7 Aansluitingsbus voor de aarding (geel-groen)
8 Plus-aansluitingsbus voor de gelijkstroomuitgang
9 Draairegelaar “CURR-Coarse” voor grove stroominstelling
10 Draairegelaar “VOLT-Coarse” voor grove spanningsinstelling
11 LED-display “CC” voor de stroominstelling van de uitgang
12 LED-display “CV” voor de spanningsregeling van de uitgang
13 Ventilatieopening
14 Netingangsbus
15 Zekeringshouder
Inbedrijfstelling en bediening
a) Aansluitin en inbedrijfstelling
• Plaats de laboratorium voedingseenheid op een stabiele en vlakke ondergrond.
• De aan/uitschakelaar (5) moet zich vervolgens in de positie “OFF” bevinden.
• Steek de stekker van het meegeleverde netsnoer in de stroomingangbus (14) aan de ach-
terkant van het apparaat en steek de netstekker in een stopcontact van 230 V/AC, 50 Hz
wisselstroom.
• Schakel nu de laboratorium voedingseenheid in door de aan/uitschakelaar (5) in te drukken (positie
“ON”).
• De beide LED-weergaven (1 en 2) branden en geven de actueel ingestelde stroom- en span-
ningswaarde aan.
• Afhankelijk van de positie van de „CURR-Coarse“-draaiknop (9) voor het begrenzen van
de uitgangsstroom, zal ofwel de LED-display „CV“ (12) voor de spanningsregeling van de
uitgang of de LED „CC“ (11) voor de huidige regeling van de uitgang branden.
• De laboratorium voedingseenheid is nu klaar om de uitgangsspanning en de stroombegren-
zing in te stellen.
b) Instellen van de uitgangsspanning
Om de juiste uitgangsspanning in te stellen, moet de uitgang van de laboratorium voedingseen-
heid in spanningsgestuurde toestand worden gebruikt.
• Draai de draaiknop „CURR-Coarse knop“ (9) naar de uitgangsstroomlimiet met de klok
mee vanaf de linkerstop tot de LED-display „CC“ (11) voor de stroombegrenzing uitgaat en
LED-display “CV“ (12) voor de spanningsregeling oplicht.
• Controleer de „VOLT-Fine“-draaiknop (3) voor een precieze regeling van de spanning. Deze
draaiknop moet zich in de middelste positie bevinden.
• Zet vervolgens met de draaiknop „VOLT-Coarse“ (10) de gewenste uitgangsspanning op
grof. De actueel ingestelde spanning wordt aangegeven met behulp van het LED-display
„V“ (1). Door de knop met de klok mee te draaien stijgt de spanning en als u de knop tegen
de klok in draait, wordt de spanning verlaagd.
• De exacte instelling van de uitgangsspanning gebeurt daarna met de draaiknop „VOLT-Fine“ (3).
Als de draaiknop „VOLT-Fine“ (3) helemaal naar de aanslag moet worden ge-
draaid, zet u hem terug in de middelste positie en past u de spanning aan met de
„VOLT-Coarse“ -draaiknop (10) voordat u de precieze afstelling opnieuw uitvoert.
c) Instellen van de stroombegrenzing
Lees het hoofdstuk „d) Aansluiting van verbruikers“ voordat u de de instellingen voor
de stroombegrenzing doet. Voor een precieze instelling van de stroombegrenzing
moet een ingeschakelde verbruiker worden aangesloten en moet de laboratorium
voedingseenheid ingeschakeld zijn.
De begrensde stroomwaarde kan alleen tijdens de werking in het LED-display „A“
(1) worden afgelezen.
Stel vervolgens de toegestane bedrijfsspanning in van de verbruiker die moet wor-
den aangedreven, met behulp van de twee spanningsregelaars „VOLT-Coarse“ (10)
en „VOLT-Fine“ (3) (zie hoofdstuk „b) Instellen van de uitgangsspanning“).
• Controleer de „CURR-Fine“-draaiknop (4) voor een precieze regeling van de stroom. Deze
instelknop moet zich in de middelste positie bevinden.
• Gebruik de „CURR-Coarse“-draaiknop (9) om de uitgangsstroombegrenzing in te stellen op
ongeveer de vereiste stroomsterkte.
• Door de knop met de klok mee te draaien stijgt de stroomwaarde en als u de knop tegen de
klok in draait, wordt de stroomwaarde verlaagd.
Wanneer beide spanningsafstelknoppen (3 en 10) in de linkerpositie staan, geeft
de spanningsdisplay „00.0“ volt aan. Wanneer vervolgens de draaiknoppen
„CURR-Coarse“ (9) en „CURR-Fine“ (4) ook op de linkerlimiet zijn ingesteld om de
uitgangsstroom te begrenzen, gaat de laboratorium voedingseenheid in de stroom-
gestuurde toestand.
d) Aansluiting van verbruikers
Zorg er vervolgens voor dat het totale vermogen van alle belastingen bij elkaar niet hoger is
dan het maximale vermogen van de laboratorium voedingseenheid.
• De verbruikers moeten tijdens het aansluiten op de laboratorium voedingseenheid worden
uitgeschakeld . Er kunnen anders vonken optreden die zowel de uitvoeraansluitingen als de
connectoren beschadigen.
• Schakel de laboratorium voedingseenheid uit.
• Sluit de positieve aansluiting (+) met de rode positieve aansluitingsbus (8) van de labora-
torium voedingseenheid en de negatieve aansluiting (-) van de verbruiker met de zwarte
negatieve aansluitingsbus (6) van de laboratorium voedingseenheid. Gebruik daarvoor vol-
doende grote kabels met banaanstekkers van 4 mm of gebruik gestandaardiseerde labora-
toriumkabels.
• De kabelsnoeren kunnen met schroefklemmen worden bevestigd. De koppen kunnen daar-
toe van de bussen worden geschroefd.
• Aard de verbruikers op de daarvoor voorziene aardaansluiting (7) van de laboratorium voe-
dingseenheid.
• Zet de laboratorium voedingseenheid en de verbruikers aan.
Zodra er spanning op de uitgangsbussen staat en de verbruiker ingeschakeld wordt,
worden de actuele waarden voor stroombegrenzing en spanning weergegeven in
de LED-displays (1 en 2). Afhankelijk van de bedrijfstoestand van de laboratorium
voedingseenheid (stroom- of spanningsgestuurd) lichten de LED-display „CC“ (11)
voor stroombegrenzing of de LED „CV“ (12) voor spanningsregeling op.