AtriCure Frigitronics CCS-200, Руководство по эксплуатации и обслуживанию

Страница: 88 / 97

Het systeem controleren
Installatie van sondes
•
De sondes niet verwijderen of installeren tenzij de
lijndrukmeter (5) en de afvoerdrukmeter (11) ‘0’ psi
aangeven.
•
De sondelijnen niet belemmeren, knikken,
verbuigen, afklemmen of anderszins beschadigen of
belemmeren.
•
De afvoeropeningen op het uiteinde van de
sondelijnen waar de sonde op de console wordt
aangesloten,
niet blokkeren.
• De sondes niet in de autoclaaf steriliseren of in
oplossingen onderdompelen. Indien een sonde in de
autoclaaf is gesteriliseerd,
mag deze niet worden
gebruikt. Retourneer hem voor
servicewerkzaamheden naar AtriCure.
•
Niet proberen de sonde in de console in te
brengen of uit de console te verwijderen wanneer de
sonde onder druk staat.
1. Steek de gewenste sonde in het betreffende contact
voor de sonde (1, 2) op de voorkant van de console.
Om de afvoerstekker (1) vast te zetten, schuift u de
borgring terug op de snelkoppeling terwijl u de
stekker in het contact steekt en laat u de borgring
vervolgens los. Om de invoerstekker (2) vast te
zetten, drukt u de vergrendeling in terwijl u de
stekker inbrengt en laat u de vergrendeling
vervolgens los. Trek aan de aansluitingen van de
sonde om er zeker van te zijn dat beide connectors
zijn vergrendeld. Herhaal de procedure zo nodig
voor de tweede cilinder.
2.
Zet de schakelaar van de hoofdmeter (15) op
‘aan’. De digitale sondetemperatuurmeters (4) geven
nu de temperatuur van de sondetip weer .
Digitale sonde
Temperatuurmeters
De temperatuurmeters (4) worden in graden Celsius
gekalibreerd. Er is geen kalibratie vereist. Om te
controleren of het systeem goed werkt, plaatst u de tip
(terwijl de drukmeters nul aangeven) in ijswater. Het
display voor de temperatuur van de tip moet ongeveer
0 °C aangeven. De temperatuurmeter dient uitsluitend
ter verwijzing.
Informatie over batterijen
De ACC2 heeft drie (3) digitale temperatuurmeters.
Deze meters worden van voeding voorzien door de vier
9-volt batterijen in het batterijvak (9) op de achterkant
van de console. Twee van de batterijen (een voor elke
meter) voorzien de sondemeters van systeem I en
systeem II van voeding. De batterijklemmen zijn
respectievelijk als ‘Sys I’ en ‘Sys II’ gemarkeerd.