64
−
Beschadigde of onleesbare veiligheidsstickers dienen te
worden vervangen.
Laat geen sleutels steken!
Controleer vóór het inschakelen altijd of de sleutels en
instelgereedschappen verwijderd zijn.
Als u de
machine niet gebruikt
moet u hem op een droge
plaats, buiten het bereik van kinderen opslaan.
Bewahren Sie
unbenutzte Geräte
an einem trockenen,
verschlossenen Ort außerhalb der Reichweite von Kindern
auf.
Elektrische veiligheid
De
aansluitkabel
moet volgens IEC 60 245 (H 07 RN-F)
zijn, met een draad doorsnede van minstens:
−
1,5 mm² bij een lengte
tot
25 m.
−
2,5 mm² bij een lengte
vanaf
25 m.
Lange en dunne aansluitkabels zorgen voor een
spanningsverlies. De motor bereikt zijn maximale vermogen
niet meer, de werking van het toestel wordt minder.
Stekker
en
aansluitdozen
aan aansluitleidingen moeten uit
rubber, zacht PVc of een ander thermoplastisch materiaal
van dezelfde mechanische vastheid zijn of met dit materiaal
zijn gecoat.
Bescherm u tegen een
elektrische schok
. Raak geen
geaarde delen aan.
De stekkervoorziening van de aansluitleiding moet
tegen
spatwater beveiligd
zijn.
Wikkel bij gebruik van een kabeltrommel de kabel geheel
af.
Gebruik de
kabel
niet voor doeleinden warvoor hij niet ge-
schikt is.
Bescherm
de kabel tegen
hitte, olie of scherpe
randen
. De steker niet met de kabel uit het stopcontact
trekken.
Controleer
de aansluitkabel van de machine regelmatig en
laat hem indien nodig
vervangen
door een vakman.
Gebruik de
kabel
niet voor doeleinden warvoor hij niet ge-
schikt is.
Bescherm
de kabel tegen
hitte, olie of scherpe
randen
. De steker niet met de kabel uit het stopcontact
trekken.
Wikkel bij gebruik van een kabeltrommel de kabel geheel af.
Controleer de
verlengkabel
regelmatig op beschadigingen
en vervang hem als hij beschadigd is.
Gebruik
geen defecte kabels
.
Gebruik alleen
toegestane
en gemerkte verlengkabels.
Maak
geen geknutselde
elektrische aansluitingen.
Veiligheidsvoorzieningen
nooit overbruggen
of buiten-
werking stellen.
Het apparaat via een
veiligheidsschakelaar
(30 mA)
aansluiten.
Elektrische aansluitingen
of
reparaties
mogen alleen
door een erkend bedrijf of een erkende
reparatiewerkplaats uitgevoerd worden. De plaatselijke
voorschriften moeten opgevolgd worden.
Reparaties
aan andere delen van de
machine
mogen
alleen door de
fabrikant
of een door hem erkende werk-
plaats uitgevoerd worden.
Alleen de originele onderdelen gebruiken. Bij het
gebruik
van niet originele onderdelen
kunnen risico’s voor de
gebruiker ontstaan. De fabrikant kan niet aansprakelijk
gesteld worden voor ongevallen hierdoor ontstaan.
Opbouw van het zaag
A1 A2 A3 A4
Klap het frame (16) uit elkaar.
1.
Trek het frame in uw richting, opdat de vergrendeling wordt
ontgrendeld.
2.
Klap het frame omhoog tot het weer vastklikt.
3.
Bevestig de extra drager (36, 37) aan het frame (36 – kort
støtte, 37 – lang støtte)
B1
B2
Maak de transportwielen (18) los.
Draai de zaag om. U kunt de zaag door eruit- of erin draaien
van de instelvoet (179 uitrichten.
Splijtwig monteren
D1
1.
Draai de schroef eruit.
2.
Steek de schroevendraaier in het gat, om het tafelinzetstuk
(6) eruit te nemen.
D2
Rij het zaagblad (22) in de hoogste positie.
D3
Maak de schroef van de klemvoorziening los.
D4
Steek het spouwmes (23) tussen drukplaat (33) en tegenplaat
(34).
D5
1.
Justeer het spouwmes (23). De afstand tussen zaagblad en
splijtwig moet max. 5 mm bedragen.
2.
Trek de schroef van de klemvoorziening weer aan.
D6
1.
Leg het tafelinzetstuk (6) weer in.
2.
Stelt u zich achter de zaag, steek de schroevendraaier in
het gat en trek deze in uw richting tot dat het tafelinzetstuk
vastklikt.
3.
Draai de schroef ter bevestiging van het tafelinzetstuk weer
in.
E1
Bevestig de beschermkap (5) met een vlakke ronde schroef
M 6 x 40 en een vleugelmoer M 6 aan het spouwmes (23).
F1 F2
Schroef de beide houders (27 en 28) vast.
Tafelverlenging monteren
G1
Bevestig de tafelverlenging (1) met twee zeskantschroeven M 6
x 12.