
24
6.5 DE ACCU OPLADEN
Sluit de snelsteek-laadkabel aan op de oplader. Steek nu het netsnoer (positie 5 in het overzicht) van de oplader
in het stopcontact.
Let op:
Als het controlelampje ‚FOUT‘ brandt (positie 4 in het overzicht), zijn de laadkabels verkeerd
om aangesloten, is er geen accu gedetecteerd of is de verkeerde laadspanning voor uw accu ingesteld.
Oplossing:
Trek de stekker van de lader uit het stopcontact. Verwijder de pooltangen/ringogen van de
accupolen en sluit ze correct aan. Controleer of de pooltangen/ringogen goed vast zitten. Stel de voor
uw accu correcte laadspanning in. Zolang het controlelampje ‚FOUT‘ brandt, wordt het opladen niet gestart.
6.5.1 DE LAADSPANNING SELECTEREN
Om het laadproces te starten, drukt u herhaald op de keuzeschakelaar voor de laadspanning (positie 1 in het
overzicht) totdat de gewenste laadspanning is ingesteld en het controlelampje ‚FOUT‘ niet meer brandt. Bij werking
op 6 V brandt het controlelampje 6 V (positie 2 in het overzicht) en bij werking op 12 V brandt het controlelampje
12 V (positie 3 in het overzicht).
6.5.2 HET OPLADEN
Als het opladen aan de gang is, wordt dit aangegeven door het knipperen van het controlelampje voor de laadspan-
ning. Wanneer de accu volledig is opgeladen, gaat het controlelampje continu branden. De acculader schakelt dan
over naar de onderhoudsmodus.
In de onderhoudsmodus bewaakt de oplader de accuspanning. Als de accuspanning onder een bepaalde waarde
komt te liggen (afhankelijk van het type en de toestand van de accu), begint de lader met opladen bij een lage
laadstroom totdat de spanning de streefwaarde voor een volledig opgeladen accu heeft bereikt.
Bevestig het ringoog van de rode pluskabel op de plusaansluiting van de accu van uw voertuig, bijvoorbeeld de
schroef van de poolklem. Het ringoog van de zwarte minkabel bevestigt u aan de massa-aansluiting van uw accu.
Leg de laadkabel zonder knikken of trekspanning aan. Deze mag niet in de buurt van hete of draaiende delen van
de motor worden gemonteerd. De aansluitstekker mag niet nat worden.
6.6 DE OPLADER VERWIJDEREN
Let op:
Trek eerst de stekker uit het stopcontact en neem de volgorde bij het losmaken van de klemmen
in acht. Zo voorkomt u vonkvorming. Omdat tijdens het opladen uiterst explosief knalgas ontstaat, is
dit zeer belangrijk voor uw veiligheid. Trek de stekker van de oplader uit het stopcontact. Ontkoppel
de snelsteekverbinding van de laadkabel. Verwijder de pooltangen van de accu. Laat de accu afkoelen.
Uitsluitend voor open accu’s:
vul de cellen bij met gedestilleerd water tot aan het door de accufabrikant aange-
geven vulpeil. Sluit de accucellen weer af met de doppen.
7. ONDERHOUD EN VERZORGING
7.1 ONDERHOUD
Bij reglementair gebruik is de acculader onderhoudsvrij.
7.2 VERZORGING
Reinig de pooltangen elke keer na het opladen. Verwijder alle accuzuurspatten van de pooltangen om corrosie
te voorkomen. Reinig het apparaat voorzichtig met een droge doek. Gebruik geen vloeistoffen of chemische
reinigingsmiddelen. Dompel het apparaat nooit onder in vloeistof. Laat nooit vloeistof over het apparaat lopen. Rol
de kabels netjes op voordat u het apparaat opbergt om beschadiging van de kabels en het apparaat te voorkomen.
Bewaar het apparaat op een droge en schone plek.
Содержание 16496
Страница 31: ...31...