18
BELANGRIJKE WAARSCHUWING
DE HIERNA VERMELDE HANDELINGEN MOETEN UITGEVOERD WORDEN VOLGENS DE VAN
KRACHT ZIJNDE NORMEN, UITSLUITEND DOOR GESCHOOLD PERSONEEL.
DE FABRIKANT WIJST ALLE VERANTWOORDELIJKHEID AF VOOR SCHADE AAN MENSEN,
DIEREN OF ZAKEN DIE HET GEVOLG IS VAN DE NIET-NALEVING VAN DEZE BEPALINGEN.
NL
INSTRUCTIES VOOR DE INSTALLATEUR
INSTALLATIE
Montage van het kookvlak.
Het toestel is ver vaardigd om ingebouwd te
worden in meubels die warmtebestendig zijn.
De wanden van de meubels moeten bestand zijn
tegen een temperatuur van 65°C boven op de
omgevingstemperatuur, overeenkomstig de
Europese normen EN BO 335-1-2-6.
Het toestel is van het type “Y”, dit wil zeggen dat
het geïnstalleerd mag worden met één enkele
laterale wand, rechts of links van het kookvlak.
Vermijd de installatie van het toestel in de nabijheid
van ontvlambare materialen zoals gordijnen,
keukenhanddoeken, enz…
Een opening maken, in het blad van het meubel,
met de afmetingen aangeduid in figuur 5; daarbij
moet men een afstand houden van minstens 50
mm tussen de rand van het toestel en de
aangrenzende wanden.
In geval van aanwezigheid van een muurkast
boven het kookvlak, moet men een minimale
afstand van 760 mm tussen het meubel en het
werkblad voorzien.
Het is aanbevolen het toestel te isoleren van het
meubel dat er zich onder bevindt, door middel van
een separator en een depressie-r uimte van
minstens 10 mm. (figuur 6)
Dit toestel is van klasse 3.
Bevestiging van het kookvlak
Elk kookvlak wordt geleverd met een speciale
dichting met een zelfklevende kant.
- De roosters en branders van het kookvlak
verwijderen.
- Het toestel omdraaien en de zelfklevende dichting
S aanbrengen langs de buitenste rand van het
glas (afbeelding 7).
- Het kookvlak invoegen en plaatsen in de
gemaakte opening van het meubel en het
blokkeren met de schroeven V van de
bevestigingshaken G (afbeelding 8).
Plaats van installatie
Dit toestel is niet uitgerust met een
evacuatiesysteem voor de producten van de
verbranding; het is dus noodzakelijk de rook naar
buiten te evacueren met behulp van een dampkap
of een elektrische ventilator die geactiveerd wordt
telkens men het toestel gebruikt.
De ruimte waarin het toestel geïnstalleerd wordt,
moet een natuurlijke luchtaanvoer hebben voor de
regelmatige verbranding van gas en de ventilatie
van de ruimte: het nodige volume lucht mag niet
kleiner zijn dan 20 m
3
.
De luchttoevoer moet gebeuren door een
permanente opening, aangebracht in de muren
van de kamer en die voor een verbinding naar
buiten zorgt.
De ventilatie kan ook afkomstig zijn van een
aangrenzende kamer.
In dat geval de
desbetreffende geldende normen respecteren.
De openingen moeten een minimale doorsnede
hebben van 200 cm
2
.
Gasaansluiting
Zich ervan vergewissen dat het toestel geschikt is
voor het beschikbare type gas; om dat te weten kijk
naar het etiket onderaan op het toestel of naar het
etiket op de laatste pagina van deze handleiding.
Handel overeenkomstig de instructies vermeld in de
paragraaf "gastransformaties en instellingen" voor de
eventuele aanpassing aan verschillende gassen.
Het toestel moet aangesloten worden op de
gasinstallatie met behulp van harde metalen
buizen of van stalen flexibele leidingen met
continue wand conform de geldende normen.
De gasingang-aansluiting van het toestel is van
schroefdraad voorzien: gas cilindervorming mannelijk.
De aansluiting mag de gasinlaatbuis niet belasten.
Eens de installatie voltooid, controleer de dichtheid
van de verbindingen met een zeepoplossing.
Elektrische aansluiting
De aansluiting op het elektrische net moet
uitgevoerd worden door geschoold personeel
overeenkomstig de geldende normen.
De spanning van de elektrische installatie moet
overeenstemmen met die vermeld op het etiket dat
zich onderaan op het toestel bevindt. Controleren
of de installatie uitgerust is met een doeltreffende
massa-aansluiting ("terre") overeenkomstig de
normen en wettelijke bepalingen. De massa-
aansluiting is verplicht.
Als het toestel geen stekker heeft, op de
voedingskabel een genor maliseerde stekker
aanbrengen.
Het is mogelijk de aansluiting op het elektrische
net rechtstreeks uit te voeren door de
tussenplaatsing van een omnipolaire schakelaar
met een openingsafstand van de contacten van
minstens 3 mm.