200
7.4.3.3 Poort
HTTP-poort:
De standaardpoort voor de HTTP-overdracht is 80. Als zich
meerdere IP-camera's in een subnet bevinden, moet elke camera
een eigen, unieke HTTP-poort krijgen.
RTSP-poort:
De standaardpoort voor de RTSP-overdracht is 554. Als zich
meerdere IP-camera's in een subnet bevinden, moet elke camera
een eigen, unieke RTSP-poort krijgen.
HTTPS-poort:
De standaardpoort voor de HTTPS-overdracht is 443. Als zich
meerdere IP-camera's in een subnet bevinden, moet elke camera
een eigen, unieke HTTPS-poort krijgen.
Serverpoort:
De standaardpoort is 8000. Als er zich meerdere IP-camera's in
een subnet bevinden, moet elke camera een eigen, unieke
serverpoort krijgen.
WebSocket-poort:
Poort voor plug-in-vrije gegevens- en videotransmissie (bijv.
Weergave in Chrome-browser)
WebSocket (s) Poort:
Poort voor plug-in-vrije gecodeerde gegevens en videotransmissie
(bijv. Weergave in Chrome-browser)
Als er via routers toegang moet worden verkregen tot de camera (bijvoorbeeld
vanuit het internet op het lokale netwerk), moeten poortdoorsturingen voor de
HTTP-, RTSP- en serverpoort in de router worden ingesteld. Als ook HTTPS
gebruikt blijft worden, moet eveneens een port-forwarding voor de HTTPS-poort
worden uitgevoerd.
7.4.3.4 NAT
UPnP activeren:
Activeren of deactiveren van de UPnP-functie. Bij
geactiveerde UPnP-functie kan de netwerkcamera op de
Windows-netwerkpagina worden gevonden.
UPnP-naam:
Toewijzen van een UPnP-naam waarmee de camera in het
netwerk via UPnP verschijnt.
Port Mapping activeren:
De functie NAT (Network Address Translation) resp. port
mapping zorgt in de router automatisch voor port-forwardings
voor toegang vanuit internet tot de camera (indien door de
router ondersteund).
Mapping type:
Auto: Automatische toewijzing van alle poorten
Handmatig:
Handmatige toewijzing van alle poorten