9
1.3 I Voedingsaansluitingen
• Alvorens werkzaamheden aan de binnenkant van het apparaat uit te voeren, dient u de stroom
uit te schakelen aangezien er een risico bestaat op een elektrische schok die materiële schade,
ernstig letsel of zelfs de dood kan veroorzaken.
• Slecht vastgezette kabelschoenen kunnen ertoe leiden dat de kabels oververhit raken aan
de schoenen en brand veroorzaken. Zorg ervoor dat de schroeven van de schoenen volledig
aangedraaid zijn. Als de schroeven van de schoenen niet goed worden aangedraaid, vervalt de
garantie.
• Alleen een bevoegde en ervaren technicus mag aan de bedrading in het apparaat werken of de
netkabel vervangen.
• Onderbreek de voeding niet wanneer het apparaat in werking is. Als de voeding wordt
onderbroken, moet u even wachten voordat u de stroom weer inschakelt.
• De installateur dient zo nodig de elektriciteitsleverancier te raadplegen en ervoor te zorgen dat
de apparatuur correct is aangesloten op een elektriciteitsnet met een impedantie lager dan
0,095 ohm.
•
De elektrische voeding van de warmtepomp moet worden geleverd via een stroombeveiliging en stroomonderbreker
(niet meegeleverd) die voldoet aan de normen en voorschriften die van kracht zijn in het land waar deze geïnstalleerd
is.
•
Het apparaat is bedoeld voor aansluiting op een gewoon elektriciteitsnet met een TT- en TN.S-aardingssysteem.
•
Elektrische beveiliging: door stroomonderbreker (D-curve, vermogen te bepalen volgens de tabel, zie § “5.2 I
Technische gegevens”), met een aparte lekstroombeveiliging van 30 mA (stroomonderbreker of schakelaar).
•
Tijdens de installatie kan extra beveiliging vereist zijn om overspanningscategorie II te garanderen.
•
De netkabel moet overeenkomen met de spanning die op het typeplaatje van het apparaat staat aangegeven.
•
De netkabel moet geïsoleerd zijn tegen snijdende of hete elementen die de kabel kunnen beschadigen of platdrukken.
•
Het apparaat moet correct worden aangesloten op een geschikt aardingscircuit.
•
De elektrische leidingen moeten zijn vastgezet.
•
Gebruik de kabelwartel en de kabelklem om de netkabel in het apparaat te voeren.
•
Gebruik de netkabel (type RO2V) die aangepast is voor gebruik buitenshuis of onder de grond (of leg de kabel in een
beschermende koker). Zie § “1.3.1 Dwarsdoorsnede van de kabel” voor meer informatie.
•
We raden aan om de kabel op een diepte van 50 cm (85 cm onder een weg of pad) in een (rood geribbelde) mantelbuis
te begraven.
•
Als deze ingegraven kabel een andere kabel of leiding (gas, water, enz.) kruist, moet er meer dan 20 cm tussenruimte
zijn.
Summary of Contents for Z250
Page 2: ......
Page 207: ...2 4 6 2 MD6 Z250 MD6...
Page 209: ......
Page 210: ......
Page 211: ......