Duitse hardheid
(°dH)
Franse hardheid
(°fH)
mmol/l
Clarke-hard-
heid
Wateronthardingsni-
veau
19 - 22
33 - 39
3,3 - 3,9
23 - 27
5
1)
15 - 18
26 - 32
2,6 - 3,2
18 - 22
4
11 - 14
19 - 25
1,9 - 2,5
13 - 17
3
4 - 10
7 - 18
0,7 - 1,8
5 - 12
2
<4
<7
<0,7
< 5
1
2)
1) Fabrieksinstelling.
2) Gebruik geen zout op dit niveau.
Stel ongeacht het gebruikte soort wasmiddel
het juiste waterhardheidniveau in om de
bijvulindicator voor zout geactiveerd te
houden.
Multivaatwastabletten die zout
bevatten zijn niet effectief genoeg als
waterontharder.
Regeneratieproces
Voor de juiste werking van de waterontharder moet
de hars van de ontharder regelmatig worden
geregenereerd. Dit proces is automatisch en maakt
deel uit van de normale vaatwasmachinewerking.
Wanneer de voorgeschreven hoeveelheid water (zie
waarden in de tabel) is gebruikt sinds het vorige
regeneratieproces, wordt een nieuw
regeneratieproces gestart tussen de laatste
spoeling en het einde van het programma.
Wateronthardingsni-
veau
Hoeveelheid water (l)
1
250
2
100
3
62
4
47
5
25
6
17
7
10
8
5
9
3
Wateronthardingsni-
veau
Hoeveelheid water (l)
10
3
In het geval van de hoge wateronthardersinstelling
kan dit ook in het midden van het programma
gebeuren, vóór het spoelen (tweemaal tijdens een
programma). De start van de regeneratie heeft
geen invloed op de cyclusduur, tenzij deze
plaatsvindt in het midden van een programma of
aan het einde van een programma met een korte
droogfase. In dat geval verlengt de regeneratie de
totale duur van een programma met nog eens 5
minuten.
Vervolgens kan het spoelen van de waterontharder
wat 5 minuten duurt, beginnen in dezelfde cyclus of
aan het begin van het volgende programma. Deze
activiteit verhoogt het totale waterverbruik van een
programma met 4 liter en het totale energieverbruik
van een programma met 2 Wh. Het spoelen van de
waterontharder eindigt met een volledige afvoer.
Elke uitgevoerde waterontharderspoeling (mogelijk
meer dan één in dezelfde cyclus) kan de
programmaduur met nog eens 5 minuten verlengen
wanneer deze op enig moment aan het begin of in
het midden van een programma plaatsvindt.
31