tie en wordt het draaien van de borstels
gestopt. In de wachtpositie knippert de
LED van de toets (P8). Vanuit de wacht-
positie worden de borstels pas bij een rij-
beweging (vooruit of achteruit) weer inge-
schakeld en daalt de borstelbehuizing
(A2) weer naar de gebruikspositie (zie
hoofdstuk Neerlaten van de borstels).
– Bij overbelasting van de borstelmotor wordt
de aandrukkracht door het optillen van de
borstels gecorrigeerd. Als de correctie zon-
der resultaat blijft, stopt de borstelmotor bij
een gelijktijdig optillen in de parkeerpositie.
Op het display verschijnt F20.
– Uitschakelen van de afzuiging voor indirect
werken met de toetsen P10 (volledig zuig-
vermogen) of P11 (gereduceerd zuigver-
mogen). De desbetreffende LED knippert.
– Afhankelijk van de vervuilingsgraad kun-
nen de borsteldruk (P2/P3) en de water-
hoeveelheid naderhand worden geregu-
leerd met de druktoetsen. Bij het uitscha-
kelen van de machine met de hoofdcon-
tactsleutel (G2) wordt de waterhoeveel-
heid resp. de borsteldruk weer teruggezet
naar de basisinstelling.
Vastzet- resp. noodrem
Bij plotseling optredende hindernissen kan
de machine door het gebruik van het rempe-
daal (A6) of door het lostrekken van de
noodstopstekker (G1/H1) of door het draai-
en van de hoofdcontactsleutel (G2) naar
«UIT» (AUS) abrupt tot stilstand worden ge-
bracht (zie afb. G en H).
De rem wordt weer gedeblokkeerd na het in-
drukken van gaspedaal, als de batterijen la-
dings- / noodstopstekker is ingestoken en de
hoofdcontactsleutel op «AAN» (EIN) staat, en
de schakelaar van de zitting vergrendeld is.
Werkmethode
– Zo lang mogelijke afstanden kiezen,
scherpe bochten vermijden.
– Bij het werken in banen de rand van het
reeds gereinigde oppervlak, met een
overlap van ca. 3–5 cm breedte, nog-
maals meenemen.
– Watertoevoer en rijsnelheid afhankelijk
van de vervuilingsgraad van de vloer do-
seren. Zo weinig mogelijk water gebrui-
ken en indien nodig met de PowerShot-
functie werken.
– Sterk vervuilde vloeren (ook voor een ba-
sisreiniging) eerst bevochtigen met reini-
gingsoplossing en deze enige minuten la-
ten inwerken (indirecte werkmethode).
Daarnaast moet na het activeren van de
GO/STOP-toets de toets Zuigmotor (P10)
voor het uitschakelen van de afzuiging
worden geactiveerd. Daarna met roteren-
de borstels en met lege tank of waterdo-
sering op de stand «Minimum», opzui-
gen. Bij de Sprinter XR70/90 TwinTurbo
kan het zuigniveau naar behoefte op
«Gereduceerd» of «Maximum» worden
ingesteld. Houd er rekening mee dat het
stroomverbruik bij maximale zuigkracht
hoger is.
Waarschuwing!
Rijden op hellingen
Bij het rijden op een dalende helling kan de
snelheid van de machine worden gecontro-
leerd met het gaspedaal (A5). Bij sterk da-
lende hellingen wordt automatisch de motor-
rem geactiveerd. Deze kan nog worden ver-
sterkt met het rempedaal. Er mag alleen
worden gereden op hellingen met een hoek
van max. 8 %. Bij neerwaartse hellingen
wordt om veiligheidsredenen door Wetrok
voorgeschreven de gereduceerde rijsnelheid
(P15) te kiezen. Bij bochten in neerwaartse
hellingen moet uiterst voorzichtig en lang-
zaam worden gereden.
batteriladingscontrole (P1)
Volledig geladen (batterijniveau 3)
Ca. halfvol geladen (batterijniveau 2)
Borstels worden opgetild en wa-
ter wordt niet meer toegevoerd, na
ongeveer 5 min. kan verder worden
gezogen. Daarna de batterijen
weer opladen (batterijenniveau 1)
Zuiger einde, zuigmond gaat om-
hoog, rijden naar oplaadstation
mogelijk. batterijen opladen. (bat-
terijniveau 0)
F2
Rijden einde (diepontlading). At-
tentie: direct weer opladen, risico
op schade.
Tip: indien nodig kan via de parametrering
worden ingesteld, dat er bij een willekeurig
laadtoestand een akoestisch waarschu-
wingssignaal wordt gegeven.
AANWIJZING:
Zodra symbool
verschijnt worden de borstels op-
getild en wordt er geen water meer toege-
voerd.
Daarna kunnen de functies «Borstelmotor»
en «Zuigmotor» niet meer worden ingescha-
keld tot het opladen van de batterijen heeft
plaatsgevonden.
De aandrijfmotor en de besturing incl. weer-
gave (P1) blijven zo lang functioneren als
technisch mogelijk is, ten langste echter tot
de absolute ondergrens voor de batterijen-
spanning van
≤
17 V bereikt is. Onder deze
waarde wordt de besturing direct geheel uit-
geschakeld.
Rijbesturing
De rijrichting wordt via het bedieningspaneel
(P6/P7) ingevoerd. Bij het achteruit rijden
wordt de rijsnelheid automatisch verlaagd tot
50 %. Bij het achteruit rijden klinkt, indien dit
niet handmatig is uitgeschakeld, een waar-
schuwingssignaal. Tegelijkertijd kan met
twee andere toetsen (P14/P15) de snelheid
voor beide rijrichtingen worden gereguleerd.
Zacht wegrijden wordt vergemakkelijkt met
de ASD–functie (P18) die bij het volledig in-
drukken van het pedaal de machine lang-
zaam en regelmatig laat versnellen.
Maximale rijsnelheid (LED P14 brandt)
Beperking bij rijden in bochten zonder snel-
heidsverlaging (hoogste snelheid). Om in-
stabiliteit (omslaan) bij het plotseling sturen
met een te hoge snelheid te voorkomen is er
een automatische beperking van de stuuru-
itslag ingebouwd. De beperking van de stuu-
ruitslag begint bij een afwijking van +/– 10 °
van het rechtdoor rijden.
Beperkte rijsnelheid: (LED P15 brandt)
Bij voorkeur in te stellen als standaardinstel-
ling! Onbeperkte beweeglijkheid van de ma-
chine bij het rijden in bochten met snelheids-
beperking (ca. halve snelheid).
AANWIJZING:
Om veiligheidsredenen adviseert Wetrok de
snelheid aan de gebruikerssituatie aan te
passen.
Voor rijden in bochten en op neerwaartse
hellingen:
Rijsnelheid op beperkte instelling. LED P15
brandt.
Voor rechtdoor rijden:
Rijsnelheid op maximale instelling. LED P14
brandt.
Schuimvormingscontrole (symbool
op het display)
De watertoevoer en de borstelmotor worden
na ca. 10 sec. uitgeschakeld en de borstelbe-
huizing (A2) beweegt zich naar de parkeer-
positie. 7 sec. later wordt de afzuiging opge-
tild (B2). Na de klantspecifiek ingestelde na-
looptijd (af fabriek ingesteld op 15 sec.) wordt
de zuigmotor uitgeschakeld. De vuilwater-
tank (F2) is vol. Tank moet geleegd worden.
De zuigmotor, borstelmotor en pomp kunnen
pas weer worden ingeschakeld als de schu-
imsensoren (F1) niet meer geactiveerd zijn.
Het symbool op het display verdwijnt.
Borstelinstelling
De hoofdfuncties voor de borstels worden
bestuurd met 3 toetsen op het bedieningspa-
neel (afb. I).
– Borstelslagbeweging (de functie wordt
automatisch gestart met GO/STOP). De
toets (P8) tilt de borstelbehuizing (A2) op
of laat hem dalen. De watertoevoer en
het draaien van de borstels starten auto-
matisch. Bij het optillen knippert de
toets–LED tot de bovenste eindpositie is
bereikt. Bij een knipperende LED wordt
de toets voor het laten dalen genegeerd.
– De borsteldrukkracht kan met 2 impul-
stoetsen «Borst» (P2) resp. «Bor-
steldruk –» (P3) in 5 stappen worden ver-
hoogd of verlaagd.
– Afhankelijk van de vervuilingsgraad kan
de druk met de toetsen P2 en P3 achter-
af worden gereguleerd. Als er tijdens de
werkzaamheden over een ruwere onder-
grond wordt gereden wordt de borstel-
druk automatisch lager ingesteld (overbe-
lastingsbescherming). Als het vloerop-
40
Summary of Contents for Wetrok Sprinter XR 70
Page 2: ...1 2 3 4 5 6 A 2 1 3 4 B 1 2 C 1 2 7 E F D 1 2 3 1 2 3 4 5 G H I 1 2 2 1 1 2 3...
Page 4: ......
Page 80: ...74 1 3 I...
Page 81: ...75 AR...
Page 82: ...76...
Page 83: ...77 AR...
Page 84: ...78 Notizen...
Page 87: ...Konformitetserkl ring Deklaracja zgodnosci Declara o di conformidade Uygunluk Bildirimi 81...
Page 88: ...82...
Page 89: ...83 Notizen...
Page 90: ...84 Notizen...
Page 91: ......