155
12.8 Een continuïteitstest uitvoeren
Zorg ervoor dat alle objecten die u wilt meten (inclusief circuitcomponen-
ten, circuits en componentonderdelen) losgekoppeld en ontladen zijn.
1. Draai de functiedraaiknop naar .
2. Druk 1x op de toets
SEL
om de continuïteitstest te selecteren.
Æ
Het “ ”-symbool zal op de display wor-
den weergegeven.
3. Steek de rode kabel in de -klem
en de
zwarte kabel in de
COM
-klem.
4. Houd de twee testsondes tegen het te meten
object.
Æ
Als de gemeten weerstand gelijk aan of
lager is dan 10 Ω, laat de multimeter een
piepgeluid horen om de continuïteit aan
te geven. De pieptonen stoppen wan-
neer de weerstand 100 Ω overschrijdt.
De continuïteitstest meet weerstanden tot 200 Ohm.
Æ
“OL” (overbelasting) geeft aan dat het meetbereik was overschreden of dat
het circuit is gebroken.
5. Nadat u een meting hebt uitgevoerd, dient u de kabels van het gemeten object
te verwijderen en de DMM uit te schakelen.