78
c) Weerstandsmeting
Controleer of alle te meten schakeldelen, schakelingen en componenten eve-
nals andere meetobjecten absoluut spanningsloos en ontladen zijn.
Voor de weerstandsmeting gaat u als volgt te werk:
- Schakel de DMM met de draaischakelaar 1) in
en kies het meetbereik „Ω“. Steek de meetdra-
den in de meetbussen.
- Controleer de meetsnoeren op doorgang door
beide meetpunten met elkaar te verbinden.
Nu moet zich een weerstandswaarde van ca.
0,5 ohm instellen.
- Sluit nu de beide meetstiften aan op het meet-
object. De meetwaarde wordt op het display (2)
weergegeven, mits het meetobject niet hoog-
ohmig of onderbroken is.
- Zodra „OL“ (voor overflow = overloop) op het display verschijnt, heeft u het meetbereik over-
schreden of is het meetcircuit onderbroken.
Wanneer u een weerstandsmeting uitvoert, moet u erop letten dat de meetpunten
waarmee de meetstiften in contact komen, vrij zijn van vuil, olie, soldeerhars of der-
gelijke. Dergelijke omstandigheden kunnen het meetresultaat vervalsen.