8
De hogere laadspanning tijdens de reconditioneringsfase kan accudegradatie als gevolg van
sulfatatie gedeeltelijk herstellen/terugdraaien. Sulfatatie wordt meestal veroorzaakt door het
onvoldoende opladen of als de accu zich gedurende langere tijd in een diep ontladen toestand
bevindt (indien tijdig uitgevoerd).
De reconditioneringsfase kan af en toe ook worden toegepast op natte accu's om ervoor te
zorgen dat de individuele celspanning van de verschillende cellen gelijk is en om zuurstratificatie
te voorkomen.
Tijdens de reconditioneringsfase wordt de laadstroom beperkt tot 8 % van de nominale
laadstroom, (bijvoorbeeld - 1,2 A voor een 15A-acculader) en wordt de fase beëindigd zodra de
accuspanning toeneemt tot de geconfigureerde reconditioneringsspanning of na een maximale
duur van 1 uur (of zoals geconfigureerd).
5. Druppelladen
De accuspanning wordt gehandhaafd op de geconfigureerde druppellaadpanning om ontlading
te voorkomen.
Zodra de druppellaadfase is gestart, is de accu volledig opgeladen en klaar voor gebruik.
De duur van de druppellaadfase is ook adaptief en varieert van 4 tot 8 uur, afhankelijk van de
duur van de absorptielaadfase. Daarna zal de acculader detecteren dat de accu zich in
opslagfase bevindt.
6. Opslag
De accuspanning wordt gehandhaafd op de geconfigureerde opslagspanningswaarde, die
enigszins wordt verminderd in vergelijking met de druppellaadspanning om gasvorming te
minimaliseren en de levensduur van de accu te verlengen terwijl de accu ongebruikt blijft en
continu wordt opgeladen.
7. Vernieuwing
Om de accu te vernieuwen en langzame zelfontlading te voorkomen tijdens de opslag
gedurende een langere periode, zal er om de 7 dagen automatisch een absorptielading van 1
uur plaatsvinden (of zoals geconfigureerd).
3.2 Temperatuurcompensatie
Acculaders van de Victron
Blue Smart Charger
-serie compenseren de geconfigureerde
laadspanning automatisch op basis van de omgevingstemperatuur (tenzij uitgeschakeld of in Li-ion
modus).
De optimale laadspanning van een loodzuuraccu varieert omgekeerd evenredig met de
accutemperatuur; de automatische temperatuurgebaseerde laadspanningscompensatie vermijdt de
noodzaak van speciale laadspanningsinstellingen in warme of koude omgevingen.
Tijdens het opladen zal de acculader zijn interne temperatuur meten en die temperatuur gebruiken
als referentie voor temperatuurcompensatie. Echter, de initiële temperatuurmeting is beperkt tot 25
°C omdat het onbekend is of de acculader nog warm is van eerder gebruik.
Aangezien de acculader tijdens bedrijf enige warmte genereert, wordt de interne temperatuurmeting
alleen dynamisch gebruikt wanneer de interne temperatuurmeting als betrouwbaar wordt
beschouwd; wanneer de laadstroom is gedaald tot een laag/verwaarloosbaar niveau en voldoende
tijd is verstreken om de temperatuur van de acculader te stabiliseren.
De geconfigureerde laadspanning is gerelateerd aan een nominale temperatuur van 25 °C en
lineaire temperatuurcompensatie vindt plaats tussen de grenswaarden van 6 °C en 50 °C op basis
van de standaardtemperatuurcompensatiecoëfficiënt van 16,2 mV/°C (vermenigvuldig voor 24V-
acculaders de coëfficiënt met 2) of zoals geconfigureerd.