(in geval van grotere waarden dan alleen mechanisch dit instellen) en zoveel mogelijk symetrisch
Pitch min. / Pitch max. en zowel de rol- en nickuitslag tegelijkertijd in alle richtingen bewegen,
daarbij de rotorkop draaien en controleren of bij de maximum uitslagen er geen mechanisch
vastlopen van de rotorkopkomponenten ontstaat en de geleidingsstift van de pitchcompensator
niet op de tuimelschijf kan slaan.
- Bij rotorkoppen met een tuimelschijfmeenemer voor elke ! startprocedure de kogellinks op de juiste
montagepositie controleren.
- De autorotatieschakelaar moet aangesloten en gemakkelijk te bedienen zijn! (instelling bij
autorotatie; motor op positie „uit“ en alle stuurrichtingen en uitslagen zoals bij normaal vliegen,)
staartrotor op 0 graden = vaste waarde.
- Gebruik de gyro voor de staartrotor vooralsnog niet in de “heading-lock modus”.
- In tegenstelling tot wat menige gyro-fabrikanten voorschrijven, hebben grotere helicopters op
grond van hun massa-traagheid een instelling op de zender van staartrotormixing in de
normaalmode nodig.
- Staartrotorpositie bij pitch min 0° - bij pitch max. hebben de in de bladhouder samengeklapte
staartrotor-bladen een afstand tussen de bladeinden van ca 50 – 60 mm
- Stelt U de motor in het begin “vet” af , en stel de gaskurve laag in: de gaskurve wordt dan in kleine
stappen omhoog gebracht en de motor wordt dan voorzichtig “mager” ingesteld totdat het juiste
toerentalniveau bereikt is; d.w.z. van onderaan opbouwen!
- De eerste tankvulling moet alleen op een hoogte van ca 1 mtr gevlogen worden, totdat het zeker
is, dat er geen problemen zijn en alles storingsvrij functioneert:
- Let U daarbij kritisch ( ! ) op ongewone geluiden en vibraties en in voorkomend geval dit eerst
verhelpen!
- Laat U niet door omstanders “opjutten“.
- Vermijd zweefvlucht behalve bij het z.g. bodem-effect (ca 1 mtr bij model, d.w.z. halve
rotordiameter als zweefvluchthoogte): Het kost n.l. veel vermogen en U bent afhankelijk van de
motor: Modelhelicopters hebben in tegenstelling tot de meeste “echte” helicopters maar de
beschikking over een ! motor.
Voor de eerste rondvluchten: In bodemeffect tot gemiddelde snelheid opvoeren om pas dan omhoog
te gaan (alleen zo is het mogelijk wanneer de motor uitvalt altijd veilig te landen) ; hou steeds een
voorwaarstvlucht aan en voor de landing altijd een gelijkmatige daalvlucht (ca 45 °) tegen de wind in
tot de landingsplek, om dan eerst in het z.g. bodemeffect tot stilstand te komen.
Æ
Ook wanneer alles eigenlijk goed functioneert, kan het toch voorkomen dat in daalvlucht het
toerental te hoog oploopt (Idle up te hoog !) wat enorme trillingen aan de helicopter kan
veroorzaken. In dat geval zijn er maar twee oplossingen: direct de pitch naar zweefvluchtpostitie
brengen, en verdere daalvlucht alleen via de nickfunctie uitvoeren. (d.w.z. met geringe
daalsnelheid bochten vliegen om zo de hoogte te verminderen) of direct een autorotatie uitvoeren.
Æ
Direct
betekent binnen de eerste seconde.
Æ
Traint U zich vooraf in gedachten, wat U in zo’n bijzondere situatie moet doen.
Æ
Wanneer in uw model steeds weer dezelfde storing / technisch defect optreedt ook na venieuwing
van de onderdelen is het duidelijk dat dit niet de oplossing van het probleem is, zolang er niets aan
de instellingen van de helicopter wordt veranderd.
Een opmerking nog ter afsluiting:
Schat uw vliegervaring realistisch in: daartoe past de volgende vergelijking: wie niet zwemmen kan
en toch in het diepe water springt, zal zeker verdrinken!