27
Aansluitingen
Afb. 1: Aansluitingen
1 U laadleiding accu III
2 Uitgang - laadleiding accu III
3 U laadleiding accu II
4 Uitgang - laadleiding accu II
5 U laadleiding accu I – MASTER –
6 Uitgang - laadleiding accu I – MASTER –
7 Stekkeraansluiting koude toestellen 230 V ~
8 Taster geen functie
9 Aansluiting voor temperatuursensor
10 Aansluiting voor CAN BUS
11 Omschakelaar gel- resp. AGM (OPTIMA® YT S) /
Vloeibaar elektrolytaccu
12 Aansluiting voor laadcontrolepaneel
Laadprocedure
Alleen wanneer de accu correct aangesloten is en er een mini-
mumspanning van 1,5 V voorhanden is, wordt de laadstroom
vrijgegeven. Er kunnen tot 3 batterijen tegelijk aangesloten
worden, de totaallaadstroom (max. 60 A) mag daarbij niet
overschreden worden. De laadprocedure gebeurt overeen-
komstig de laadkarakteristiek onder het geringste vermogens-
verlies (laadkarakteristiek zie afb. 2).
Hoofdlaadfase
(alle spanningswaarden met betrekking tot 20 °C
accutemperatuur.)
Lading met maximale constante laadstroom tot ongeveer
14,4 V accuspanning bereikt wordt. Indien in dit bereik van
de hoofdlaadfase de laadstroom als gevolg van de inwendige
accuweerstand of leidingweerstanden onder 90 % van de no-
minale stroomsterkte daalt, dan wordt de bijlaadfase gestart.
Bijlaadfase
(alle spanningswaarden met betrekking tot 20 °C
accutemperatuur.)
De laadspanning wordt voor een tijdsduur van tien uur bij
gelbatterijen / AGM resp. vier uur bij batterijen met vloeibaar
elektrolyt constant op 14,4 V gehouden. Na afloop van deze
periode gebeurt er een omschakeling naar het laadbehoud.
Indien gedurende deze periode de stroomsterkte tot 90 %
boven de nominale stroomsterkte stijgt en de accuspanning
gedurende een periode van meer dan 15 minuten bij accu‘s
met vloeibaar elektrolyt en meer dan twee uur bij gel- en
AGM-accu‘s onder 13,2 V daalt, dan gebeurt er opnieuw een
omschakeling naar de hoofdlaadfase.
Laadbehoud
(alle spanningswaarden met betrekking tot 20 °C
accutemperatuur.)
De laadspanning is ingesteld op 13,8 V. De laadstroom daalt
daarbij op de voor de accu voor compensatielading noodzakelij-
ke waarde. Indien de laadstroom, veroorzaakt door verbruikers,
tot op zijn nominale waarde stijgt en de batterijspanning gedu-
rende minimum twee minuten onder 13,2 V daalt, dan schakelt
het toestel weer automatisch om naar de hoofdlaadfase.
Gebruiksdoel
De laadautomaat dient uitsluitend voor het laden van 12 V
loodaccumulatoren die bestaan uit 6 afzonderlijke cellen (bijv.
auto-accu), met een capaciteit van 200 – 600 Ah. Hij is univer-
seel bruikbaar en ontworpen voor continue en parallelle wer-
king. Het preferente toepassingsgebied van de laadautomaat
zijn batterijen met gel, AGM of vloeibaar elektrolyt. Het appa-
raat is bestemd voor montage in caravans, campers en boten.
Gebruik niet conform de voorschriften
Niet gebruiken voor 6 V accu‘s of niet oplaadbare accu‘s!
De laadautomaat mag niet gebruikt worden voor het laden
van 6 V loodaccumulatoren. Indien er accu‘s met een nomi-
nale spanning van 6 V met de laadautomaat geladen worden,
dan start de gasvorming onmiddellijk. Er ontstaat explosief
knalgas.
De laadautomaat mag
niet
gebruikt worden voor het laden
van niet-heroplaadbare accu‘s en / of nikkel-cadmium-accu‘s.
Bij het laden van deze accusoorten met de laadautomaat kan
het omhulsel explosief openbarsten.
Beschrijving
De laadautomaat is een product van de meest moderne, met
microprocessor bestuurde laadtechniek. Deze techniek laat
hoge prestaties toe bij een gering gewicht en kleine afmetin-
gen. Door toepassing van hoogwaardige elektronica werkt
het toestel met hoge werkingsgraad. Het automatische laden
gebeurt behoedzaam en zonder schadelijk overladen van de
accu. Zo wordt de levensduur van de accu aanzienlijk ver-
lengd. Na het tot stand brengen van de accuaansluiting en de
netaansluiting is de laadautomaat in werking.
De laadautomaat is geconcipieerd voor continue en parallelle
werking. Verbruikers kunnen continu aangesloten blijven,
bijgeschakeld of afgekoppeld worden. De verbruikers worden
van stroom voorzien en tegelijk wordt de accu geladen. De
verbruikerstroom moet hierbij lager zijn dan de maximale laad-
stroom, omdat er anders geen lading van de accu plaatsvindt.
Bij gebruik van een laadcontrolepaneel, bijv. het Truma-
paneel BC (430, 630, 860) kunnen de afzonderlijke laadfases
en eventuele storingen van de laadautomaat getoond worden.
Als de laadautomaat samen met een temperatuursensor voor
de accu I – MASTER – gebruikt wordt, dan regelt de laadau-
tomat de laadspanning automatisch in functie van de bat-
terijtemperatuur. Hierdoor wordt een bijzonder effectieve en
behoedzame lading van de accu bereikt. Zonder gebruik van
een temperatuursensor regelt de laadautomaat het laadproces
zoals bij een accutemperatuur van 20 °C.
Het toestel is geconcipieerd voor een werking in een om-
gevingstemperatuur tot 50 °C. Als de temperatuur in het
apparaat stijgt door gebrekkige luchtcirculatie of een omge-
vingstemperatuur van meer dan 50 °C, daalt de laadstroom
automatisch tot 2/3, bij meer dan 70 °C schakelt het apparaat uit.
Summary of Contents for BC 860 IU
Page 50: ......
Page 51: ...Battery Charger BC 860 IU ...