
NL
35
1) Ingebruikname
Sluit het meegeleverde netsnoer, voor zover beschikbaar, aan op een netvoeding en sluit vervolgens
•
het netsnoer aan op het stopcontact. Verbind het netsnoer met de "
P
ower
"-aansluiting van de DataStation.
Gebruik uitsluitend de meegeleverde USB-aansluitkabel om het apparaat aan te sluiten op een
•
USB-aansluiting van uw computer.
Uw besturingssysteem detecteert automatisch de DataStation en voegt aan "
•
D
eze
ComPuter
"/"
C
omPuter
"
(Microsoft® Windows) of aan het "
b
ureAublAD
" (Mac® OS X en Linux®) de DataStation als "
lokAAl
stAtion
" (resp. "
lokAle
sCHijf
") toe.
Koppel de DataStation los van de netstroom om deze uit te schakelen.
•
2) Data-uitwisseling
Na succesvolle ingebruikname van het apparaat verschijnt op het Bureaublad in "
D
eze
ComPuter
"
(Windows®) of op het "
b
ureAublAD
" (Mac® OS X) een lokale schijf "
t
rek
s
tor
".
Windows® 2000/XP/Vista
Markeer met de muis de gewenste bestanden resp. de gewenste map.
•
Plaats de muisaanwijzer op de gemarkeerde bestanden resp. mappen en druk vervolgens op de
•
rechter muisknop. Selecteer uit het geopende contextmenu de optie "
k
oPiëren
".
Kies in "
•
D
eze
ComPuter
" het gewenste doel (bijv. het station "
t
rek
s
tor
").
Druk op de rechter muisknop en selecteer de optie "
•
P
lAkken
" om het kopiëren te starten. Als het
kopiëren voltooid is, staan de bestanden op het doelstation.