61
NL
O O R S P R O N K E L I J K E I N S T R U C T I E S
Meting van de weerstand
Sluit de meetkabels aan op de met VΩmA en COM
gemarkeerde aansluitingen en zet de bereikschake-
laar in de positie van de weerstandsmeting. Plaats
de meetpunten op de klemmen van het te meten
element en lees het meetresultaat af. Het meetbe-
reik kan worden gewijzigd om nauwkeurigere mee-
tresultaten te verkrijgen.
Het is absoluut verboden
om de weerstand te meten van elementen waar
elektrische stroom doorheen stroomt.
Voor me-
tingen groter dan 1MΩ kan het enkele seconden
duren voordat het resultaat gestabiliseerd is, dit is
de normale respons voor metingen met een hoge
weerstand.
Voordat de meetpunten op het werkstuk worden
aangebracht, wordt het overbelastingssymbool op
het display weergegeven.
Diodetest
Sluit de meetkabels aan op de met VΩmA en COM
gemarkeerde aansluitingen en zet de keuzeknop in
de positie van de diode. De meetklemmen worden in
de geleidende en barrièrerichting op de diodekabels
aangebracht. Als de diode werkt, kunnen we, wan-
neer de diode in de richting van de doorvoer is aan-
gesloten, de spanningsval op deze diode afl ezen,
uitgedrukt in mV. Indien aangesloten in de richting
van de barrière, toont het display het symbool voor
overbelasting”. Effi ciënte diodes worden gekenmerkt
door een lage weerstand in de geleidende richting
en een hoge weerstand in de barrièrerichting.
Het
is absoluut verboden om de weerstand te meten
van dioden waar elektrische stroom doorheen
stroomt.
Geleidingstest
Sluit de meetkabels aan op de met VΩmA en COM
gemarkeerde aansluitingen. Stel de keuzeschake-
laar in op het zoemersymbool. Als destroomtang
wordt gebruikt om de geleidbaarheid te meten, zal
een ingebouwde zoemer klinken wanneer de geme-
ten weerstand onder de 30 Ω zakt. In het bereik van
30 Ω tot 100 Ω is ook een zoemergeluid te horen.
Het is absoluut verboden om de weerstand te
meten van dioden waar elektrische stroom door-
heen stroomt.
Transistortest
Stel de meetbereikschakelaar in op de positie ge-
markeerd met het hFE-symbool
(meting van de
transistorversterkingsfactor). Afhankelijk van het
type transistor worden de transistoruitgangen op de
met PNP of NPN gemarkeerde aansluiting aange-
sloten en worden de transistoruitgangen op plaatsen
met de letters E - emitter, B - basis, C - collector
geplaatst. Als de transistor werkt en de aansluiting
correct is, wordt het resultaat van de versterkings-
factormeting op het display uitgelezen.
Het is ab-
soluut verboden om de weerstand te meten van
transistors waar elektrische stroom doorheen
stroomt.
ONDERHOUD EN OPSLAG
Veeg de stroomtang af met een zachte doek. Gro-
tere vervuiling moet met een licht vochtige doek
worden verwijderd. Dompel het apparaat niet onder
in water of een andere vloeistof. Gebruik geen op-
losmiddelen, bijtende of schurende middelen voor
het reinigen. Zorg ervoor dat de contacten van de
stroomtang en de meetkabels schoon blijven. Reinig
de contacten van de meetkabels met een in isopro-
pylalcohol gedrenkte doek. Om de contacten van de
stroomtang te reinigen, schakelt u de stroomtang uit
en verwijdert u de batterij. Draai de stroomtang om
en schud hem voorzichtig zodat er groter vuil uit de
aansluitingen van de stroomtang ontsnapt. Week
een wattenstaafje licht doordrenkt met isopropylal-
cohol en maak elk contact schoon. Wacht tot de al-
cohol verdampt en plaats vervolgens de batterij. De
stroomtang moet worden opgeslagen in een droge
ruimte in de bijgeleverde eenheidsverpakking.