
60
NL
O O R S P R O N K E L I J K E I N S T R U C T I E S
moeten deze worden verwijderd voordat de kabels
op de contactdozen worden aangesloten. Sluit de
kabels aan volgens de instructies in de handlei-
ding. Verwijder vervolgens de afdekkingen van het
meetgedeelte (indien aanwezig) en ga verder met
de metingen.
UITVOEREN VAN DE METINGEN
Afhankelijk van de huidige positie van de bereik-
schakelaar worden drie cijfers op het display weer-
gegeven. Als de batterij moet worden vervangen,
geeft de stroomtang dit aan door het batterijsymbool
op het display weer te geven. Als het “-” teken op het
display verschijnt voor de gemeten waarde, betekent
dit dat de gemeten waarde de omgekeerde polari-
satie heeft ten opzichte van de meteraansluiting.
Als alleen het overbelastingssymbool op het display
verschijnt, betekent dit dat het meetbereik is over-
schreden, in dit geval moet het meetbereik worden
gewijzigd in een hoger.
Als de waarde van de meetwaarde niet bekend
is, stelt u het hoogste meetbereik in en verlaagt u
deze na het afl ezen van de meetwaarde. Het me-
ten van kleine hoeveelheden over een groot bereik
wordt belast met de grootste meetfout. In het geval
van het selecteren van de meting van het hoogste
spanningsbereik, wordt het symbool op het display
weergegeven: HV of bliksem. Bij metingen met de
hoogste spanning moet bijzondere aandacht wor-
den besteed aan het voorkomen van elektrische
schokken.
LET OP! Laat het meetbereik van de stroomtang
niet kleiner zijn dan de gemeten waarde. Dit kan
leiden tot schade aan de stroomtang en tot elek-
trische schokken.
De correcte aansluiting van de kabels is:
Rode kabel naar de met VΩmA of 10ADCgemar-
keerde aansluiting
Zwarte kabel naar de bus met markering COM
Om de hoogst mogelijke meetnauwkeurigheid te be-
reiken, moeten optimale meetomstandigheden wor-
den gegarandeerd. Omgevingstemperatuur in het
bereik van 18 graden C tot 28 graden C en relatieve
vochtigheid van de lucht <75%
Voorbeeld van nauwkeurigheidsbepaling
Nauwkeurigheid: ± (% van indicatie + gewicht van
het minst signifi cante cijfer)
Meting van DC-spanning: 1,396 V
Nauwkeurigheid: ±(0,8% + 5)
Berekening van de fout: 1,396 x 0,8% + 5 x 0,001 =
0, 0,005 = 0,016168
Meetresultaat: 1,396 V ± 0,016 V
Voltagemeting
Sluit de meetkabels aan op de met VΩmA en COM
gemarkeerde aansluitingen. Stel de bereikschake-
laar in op de meetpositie van de gelijkspanning of
wisselspanning. Sluit de meetkabels parallel aan op
het elektrische circuit en lees het spanningsmeetre-
sultaat af. Meet nooit een spanning hoger dan het
maximale meetbereik. Dit kan leiden tot schade aan
de stroomtang en tot elektrische schokken.
Stroommeting
Sluit, afhankelijk van de verwachte waarde van de
gemeten stroom, de meetkabels aan op de VΩmA-
en COM-bussen of op de 10ADC- en COM-bussen.
Selecteer het juiste meetbereik met de knop. De
maximale stroom gemeten in de VΩmA-bus kan 200
mA zijn als de stroommeting hoger is dan 200 mA,
sluit de kabel aan op de 10ADC-bus. De maximale
stroom gemeten in de 10ADC-aansluiting kan 10
A zijn en wordt niet beschermd door een zekering.
Daarom mag de meettijd van stromen hoger dan
2 A niet langer zijn dan 15 seconden, waarna vóór
de volgende meting een pauze van ten minste 15
minuten moet worden genomen. De VΩmA-aanslui-
ting kan worden belast met een maximale stroom
van 200 mA.
Het is verboden om de maximale
waarden van de stromen en spanningen voor
een bepaald stopcontact te overschrijden.
De
meetkabels moeten in serie worden aangesloten op
het geteste elektrische circuit, het bereik en type van
de gemeten stroom selecteren met behulp van een
schakelaar en het meetresultaat afl ezen. Begin met
het selecteren van het maximale meetbereik. Het
meetbereik kan worden gewijzigd om nauwkeurigere
meetresultaten te verkrijgen.