20
NL
Digital Inverter
9
AFWERKEN
Wanneer de koelmiddelleiding, de onderlinge kabels en de afvoerleiding zijn aangesloten, omwikkelt u deze met afwerkband en
bevestigt u ze aan de muur met los verkrijgbare steunbeugels of iets dergelijks.
Houd de voedingskabels en de verbindingskabels van de binnen-/buiteneenheid uit de buurt van de klep aan de gaszijde of van
leidingen zonder warmte-isolatie.
10
TESTEN
•
Schakel de aardlekschakelaar minimaal 12 uur in voordat u gaat testen, om de compressor tijdens het inschakelen
te beschermen.
Om de compressor te beschermen, wordt spanning geleverd via de 380-415 V netvoeding naar het toestel om de
compressor voor te verwarmen.
•
Controleer het volgende voordat u gaat testen:
• Of alle leidingen goed zijn aangesloten en niet lekken.
• Of de klep geopend is.
Als de compressor wordt bediend met de klep gesloten, wordt de druk in de buiteneenheid te hoog waardoor de
compressor of andere onderdelen beschadigd kunnen raken.
Wanneer in een verbindingsonderdeel een lek is, wordt lucht aangezogen en neemt de binnendruk verder toe waardoor
een barst kan ontstaan, met kans op verwondingen.
•
Bedien de airconditioner op de juiste manier die is vermeld in de Gebruikershandleiding.
11
JAARLIJKS ONDERHOUD
•
Het is sterk aan te raden de binnen- en buiteneenheden regelmatig te reinigen en onderhouden, bij een airconditioner die
regelmatig gebruikt wordt.
Als vuistregel kunt u ervan uitgaan dat voor een binneneenheid die elke dag gedurende ongeveer 8 uur gebruikt wordt, de
binnen- en buiteneenheden ten minste elke 3 maanden eenmaal gereinigd moeten worden. Dit reinigen en onderhoud moet
worden uitgevoerd door iemand die daartoe opgeleid is.
Als de binnen- en buiteneenheid niet regelmatig worden gereinigd, zal de capaciteit drastisch afnemen, ijsvorming ontstaan,
water kunnen lekken en kan de compressor zelfs voortijdig defect raken.
12
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN VOOR DE
AIRCONDITIONER
Gebruik de airconditioner voor optimale prestaties bij volgende temperatuursomstandigheden:
Als de airconditioner niet onder bovenstaande omstandigheden wordt gebruikt, kan de beveiliging in werking treden.
Koelen
Drogekleptemp.
–15°C tot 46°C
Verwarmen
Nattekleptemp.
–20°C tot 15°C