7
NL
RUGLEUNING INSTELLEN
Om de rugleuning omhoog te zetten of achterover te
klappen, trekt u de metalen stang aan de achterzijde van
de zitting omhoog, waarna u de rugleuning in de gewenste
positie kunt zetten (fig. 12). De rugleuning heeft 3 posities.
WAARSCHUWING:
Als de stof van de kinderwagen in het
vergrendelingmechanisme komt, is het mogelijk dat de
vergrendeling niet werkt. Zorg daarom dat de vergrendeling-
mechanismen vrij zijn wanneer u de rugleuning weer omhoog zet.
REMMEN
Nadat u de kinderwagen hebt geparkeerd, duwt u met
de voet op de rembeugel om beide achterwielen tegelijk
te blokkeren (fig. 13).
U kunt de blokkering opheffen door met de punt van uw
voet de rembeugel omhoog te duwen.
WAARSCHUWING:
Zorg dat de wagen op de
rem staat wanneer u een kind in de wagen
plaatst of eruit haalt.
VOORWIELZWENKING IN- OF UITSCHAKELEN
De zwenking van de voorwielen kan worden uitgeschakeld als de kinderwagen wordt
gebruikt op oneffen terrein, zoals gras, grind of zand.
Voordat u de zwenking uitschakelt, dient u de kinder-
wagen een stukje vooruit te duwen, zodat de voorwielen
in de juiste positie komen te staan.
Stap 1.
Duw de hendel
omhoog
om de zwenkfunctie uit
te schakelen (geblokkeerd) (fig. 14).
Stap 2.
Duw de hendel
omlaag
om de zwenkfunctie in te schakelen (niet geblok-
keerd).
WAARSCHUWING:
Voorkom dat de kinderwagen uit balans raakt en
achterover valt terwijl u een kind of kinderen in de kinderwagen
plaatst. Plaats het kind op de voorste zitting als u de kinderwagen voor
één kind gebruikt. Als u de kinderwagen voor twee kinderen gebruikt,
plaats dan het zwaarste kind als eerste op de voorste zitting. Als u de
kinderen uit de kinderwagen haalt , neem dan eerst het kind van de
achterste zitting uit de kinderwagen.
(Fig. 12)
(Fig. 14)
IN GEBRUIK NEMEN
(Fig. 13)