31
ONDERDELEN VAN HET APPARAAT
Bedieningsveldtoetsen
1
Aan/uit-toets
2
Manuele toets
Controle-indicatoren
3
Bedrijfsindicator
4
Waterpasindicator x-richting
5
Waterpasindicator y-richting resp. z-richting/verticale positie
Onderdelen van het toestel
6
Uittree-opening voor de laserstraal
7
Beweegbare rubberbalg
8
Draaggreep
9
Rubbervoeten
10
Statiefaansluiting
INGEBRUIKNAME
Voor de eerste ingebruikname, mocht dit nog niet in de fabriek gebeurd
zijn, de batterijen of heroplaadbare batterijen (accu’s) plaatsen. Wordt een
accu gebruikt, eerst de accu’s opladen. Zie het betreffende hoofdstuk.
Toestel op een
stabiele
ondergrond of met de statiefaansluiting op een
statief op de gewenste hoogte opstellen.
Door op de aan/uit-toets
1
te drukken schakelt het toestel en de
bedrijfsindicator op
3
. Het waterpassen begint onmiddellijk. Om uit te
schakelen opnieuw op de toets drukken.
Tijdens het waterpassen staan de rotor en de laser stil en de
waterpasindicators knipperen. Het toestel staat waterpas als de laser en
de waterpasindicators
4
en
5
niet meer knipperen . De bedrijfslamp brand
permanent.
Staat het toestel meer dan 8% scheef (zelfwaterpasbereik), dan knipperen
laser en waterpasindicators 4 keer snel na elkaar. Dan het toestel
uitschakelen, opnieuw afstellen en opnieuw inschakelen.
Rotatiemode
Na het inschakelen van de laser en het automatisch waterpassen, bevindt
het toestel zich in de rotatiemode.
De laser start met 550
1
/
min
.
Automatisch waterpassen, schokbeveiliging
Na het inschakelen compenseert het toestel
automatisch
oneffenheden
van ca. 8% (± 0,8 mm/10 m). Om het waterpassen op de meetplaats
zichtbaar te maken en ondertussen geen foute hoogte weer te geven, staat
de rotor ondertussen stil en de laser knippert.
Na het waterpassen
controleert
de laser de positie. De
schokbeveiliging
wordt na elke druk op de toets ca. 8 seconden na het waterpassen
geactiveerd. Afhankelijk van de grootte van de afwijking voert het toestel
dan verschillende acties uit:
•
< 2 mm / 10 m:
Positieveranderingen worden
zonder
het stoppen van
de rotor direct gecompenseerd. Dit compenseert trillingen van de
ondergrond of trillingen door de wind.·
> 2 mm / 10 m < 20 mm /
10 m:
Positieveranderingen worden weliswaar gecompenseerd, maar
de rotor wordt gestopt zodat er geen verkeerde hoogtes gegeven worden.
Bovendien knippert de laser.
•
> 20 mm / 10 m:
De positiewijzigingen activeren de zogenaamde
schokbeveiliging
zodat grotere positiewijzigingen niet tot hoogtefouten
leiden. Hier stopt de rotor, de laser wordt uitgeschakeld, er weerklinkt
een waarschuwingssignaal en bedrijfsindicator
3
knippert. Op dat moment
uit- en opnieuw inschakelen. Nu moet de oorspronkelijke hoogte
gecontroleerd of opnieuw ingesteld worden.