Nederlands
Nederlands
• Zet het model altijd op een vlakke ondergrond. Een schuin vlak kan het startgedrag
van het model onder bepaalde omstandigheden negatief beïnvloeden.
• Beweeg de regelaars altijd langzaam en met gevoel.
• Houd het model altijd in het oog, kijk niet naar de zender!
• Beweeg de liftkrachtregelaar weer een beetje naar beneden zodra het model
loskomt van de grond. Pas de liftkrachtregelaar aan om de vlieghoogte te handhaven.
• Beweeg de liftkrachtregelaar iets naar boven als het model teveel daalt.
• Beweeg de liftkrachtregelaar weer iets naar beneden als het model teveel stijgt.
• Het is vaak al genoeg om de richtingsregelaar een heel klein beetje in de gewenste
richting te tikken om een bocht te maken. De eerste keren dat met het model wordt
gevlogen, heeft men meestal de neiging de regelaars te heftig te bedienen. Beweeg
de regelaars altijd langzaam en voorzichtig, in geen geval snel en schokkerig.
• Beginners kunnen na het afstellen van de trim het best eerst de beheersing van de
liftkrachtregelaar oefenen.
Het model hoeft aanvankelijk niet per se rechtuit te vliegen. Het is beter om eerst te
proberen een constante hoogte van ongeveer een meter boven de grond te handhaven
door de liftkrachtregelaar steeds kortstondig aan te raken. Oefen daarna pas met het
naar links en rechts sturen van het model.
aanWiJzingEn voor vEilig vliEgEn
ALGEMENE VLIEGTIPS:
Opmerking:
Voor een rustig vlieggedrag van het model hoeven de regelaars maar mini-
maal te worden bewogen! De richtingsindicaties hebben betrekking op de vliegrichting
terwijl het model van achteren wordt gezien. Als het model naar de piloot toe vliegt,
moet in de betreffende tegenovergestelde richting worden gestuurd.
7A
Beweeg de liftkracht-/draaiingsregelaar
(2A)
voorzichtig naar voren om op te stijgen
of hoger te gaan vliegen.
7B
Beweeg de regelaar voor liftkracht/draaien
(2A)
naar achteren om te landen of
lager te gaan vliegen.
7C
Beweeg de regelaar voor voor- en achteruit en zijwaarts vliegen
(2B)
voorzichtig
naar voren om vooruit te vliegen.
7D
Trek de regelaar voor voor- en achteruit en zijwaarts vliegen
(2B)
voorzichtig naar
achteren om achteruit te vliegen.
7E
Beweeg de regelaar voor voor- en achteruit en zijwaarts vliegen
(2B)
voorzichtig
naar links om naar links te vliegen.
7F
Beweeg de regelaar voor voor- en achteruit en zijwaarts vliegen
(2B)
voorzichtig
naar rechts om naar rechts te vliegen.
7G
Beweeg de liftkracht-/draaiingsregelaar
(2A)
naar links om het model linksom te laten
draaien.
7H
Beweeg de liftkracht-/draaiingsregelaar
(2A)
naar rechts om het model rechtsom
te laten draaien.
2K Turboschakelaar:
Zet de turboschakelaar op 60% om sneller te vliegen. Als de
schakelaar in de stand 90% staat, voert het model bij volledige uitslag met de regelaar
voor voor- en achteruit en zijwaarts
(2B)
een flip uit (looping). Activeer deze modus
alleen als er voldoende ruimte beschikbaar is en het model ten minste 2 meter hoog
vliegt.
2L Flip-knop:
Na elke druk op de flip-knop voert het model een flip (looping) uit.
Activeer deze functie alleen als er voldoende ruimte beschikbaar is en het model ten
minste 2 meter hoog vliegt.
7 bEsturing
6C Als het model vanzelf snel of langzaam naar voren of naar achteren
beweegt ...
drukt u de trimregelaar voor vooruit/achteruit vliegen
(2D)
een aantal maal in de
tegenovergestelde richting.
6 trimmEn van dE bEsturing
6B Als het model vanzelf snel of langzaam om zijn as draait ...
drukt u de trimknop voor draaien
(2C)
in de tegenovergestelde richting in.
6A Als het model vanzelf snel of langzaam naar links of rechts beweegt ...
drukt u de trimregelaar voor zijwaarts vliegen
(2E)
een aantal maal in de tegenovergestelde
richting.
Voor een goed vlieggedrag van het model is het noodzakelijk dat de besturing juist is
getrimd. Het afstellen van de trim is eenvoudig, maar er is wel wat geduld en gevoel
voor vereist. Neem de volgende aanwijzingen in acht: Beweeg de liftkrachtregelaar
voorzichtig naar boven en laat de helikopter opstijgen tot een hoogte van 0,5 à 1 meter.
2H Knop voor Headless Mode:
Met de Headless Mode worden beginnende vliegers
ondersteund, doordat de quadrocopter altijd in de richting vliegt waarin wordt gestuurd
met de regelaar voor vooruit/achteruit en zijwaarts vliegen
(2B)
, ongeacht de draai-
ing die het toestel heeft ten opzichte van de piloot. Een voorbeeld: als het model 180°
gedraaid is en u het naar u toe wilt laten vliegen, moet u voor uw gevoel achteruit
vliegen en links en rechts omwisselen. Als de Headless Mode is geactiveerd, is dat
niet meer nodig, omdat de interne processor de stuurrichtingen steeds automatisch
omrekent. Door nogmaals op de knop
2H
te drukken, wordt de Headless Mode weer
gedeactiveerd.
Let op:
Telkens bij het inschakelen registreert het model uw oriëntatie. Dat betekent,
dat u zich vervolgens bij het sturen niet mag draaien, omdat u dan in een andere
stand komt ten opzichte van het model. Als u van positie bent veranderd en de
Headless Mode toch wilt gebruiken – of als de stuurrichting niet meer klopt door een
botsing – moet het model opnieuw worden opgestart.
ACCuTOESTAND:
• Wanneer de aandrijving van het model minder krachtig begint te worden, is de accu bijna
leeg. Land op tijd om te voorkomen dat het model neerstort.
Het model wordt geleverd met een landingsgestel. Deze wordt in de groef in
de onderzijde van het model
(8A)
gestoken. Schroef daarna voorzichtig de twee
borgschroeven in elke schaats vast
(8B)
.
8 landingsgEstEl
34
35