86
AUTO RUN
Activeert de automatische effecten.
De t/- of de cijfertoetsen (0-9) selecteren het gewenste automatisch effect (01-23 zie tabel 2).
Met de toets SPEED en de t/- of de cijfertoetsen (0-9) wordt de effectsnelheid inge-
steld.
FADE MODE
Activeert de fade-effecten.
De t/- of de cijfertoetsen (0-9) selecteren het gewenste fade-effect (01-23 zie tabel 2).
Met de toets SPEED en de t/- of de cijfertoetsen (0-9) wordt de effectsnelheid inge-
steld.
SPEED
Stelt de gewenste effect- of strobe-snelheid in.
De wijziging gebeurt met de toetsen +/- of door de directe invoer van een cijferwaarde via de
cijfertoetsen (0-9).
COLOR MODE
Activeert de modus met voorgeprogrammeerde kleuren.
De t/- of de cijfertoetsen (0-9) kiezen de gewenste kleurvoorinstelling (Co01-Co32).
Met de toets SPEED en de t/- of de cijfertoetsen (0-9) wordt de strobesnelheid inge-
steld.
+ en -
Deze toetsen dienen om verschillende waarden, vb. bij snelheidsinstelling voor effecten, strobe, etc. in te
stellen.
W/A
De toets heeft geen functie.
R / G / B
Deze toetsen activeren de modus met manuele kleurinstelling.
Stel de helderheid van de afzonderlijke kleuren door op de gewenste kleurtoets (R, G of B) te drukken en de
helderheid van deze kleuren met de t/- of de cijfertoetsen (0-9) in te stellen.
Met de toets SPEED en de toetsen +/- of de cijfertoetsen (0-9) wordt de strobesnelheid
(FS00-FS15) ingesteld.