Dit is een publicatie van Conrad Electronic SE, Klaus-Conrad-Str. 1, D-92240 Hirschau (www.conrad.com).
Alle rechten, vertaling inbegrepen, voorbehouden. Reproducties van welke aard dan ook, bijvoorbeeld fotokopie, microverfilming of de
registratie in elektronische gegevensverwerkingsapparatuur, vereisen de schriftelijke toestemming van de uitgever. Nadruk, ook van
uittreksels, verboden. De publicatie voldoet aan de technische stand bij het in druk bezorgen.
© Copyright 2014 by Conrad Electronic SE.
V2_0814_02/VTP
Monteren en aansluiten
Raadpleeg het hoofdstuk „Veiligheidsaanwijzingen“!
Installeer de led-downlight uitsluitend als de betreffende stroomgroep span-
ningsvrij is. Daartoe volstaat het niet de lichtschakelaar uit te schakelen!
Schakel de netbekabeling naar de kamerthermostaat op alle polen uit, door
de bijbehorende zekering te verwijderen resp. de zekeringautomaat en ver-
volgens ook de bijbehorende aardlekschakelaar uit te schakelen. Zorg er-
voor dat deze niet door onbevoegden weer kan worden ingeschakeld, bijv.
met een waarschuwingsbordje.
Inspecteer of de netbekabeling volledig spanningsvrij is, bijvoorbeeld met
behulp van een geschikt meetinstrument.
• De inbouwplek voor de led-downlight en de led-driver moet stevig en stabiel zijn.
• Plan, indien u meerdere led-downlights wilt monteren, de positionering zeer zorg-
vuldig.
• Markeer de cirkel die in het plafond moet worden uitgezaagd (vereiste diameter
zie hoofdstuk „Technische gegevens“). In hout of gipskartonplaten kan de opening
bijvoorbeeld met een steekzaag worden uitgezaagd.
Onze tip:
Controleer bij de montage van de led-downlight in een plafondpaneel de
juiste boordiameter veiligheidshalve eerst bij een onderdeel dat u niet meer
nodig heeft. Er is niets zo vervelend als een te groot gat in een duur en hoog-
waardig plafondpaneel.
• Sluit de netbekabeling aan op de led-driver van de led-downlight.
Daarvoor moet u eerst de kunststof afdekking van de led-driver verwijderen, die in
de richting van de trekontlasting ligt. Draai daartoe de schroeven die de kunststof
afdekking fixeren los en haal de afdekking eraf.
• Maak bovendien de beugels van de trekontlasting los (draai schroeven er een stuk
uit).
• Strip de aders van de netbekabeling (L/N) ca. 5 mm.
• Schuif de meegeleverde beschermslang over de netbekabeling.
• Fixeer de netbekabeling met behulp van de trekontlasting.
• Sluit de netbekabeling (L/fase = bruine draad, N/neutraal = blauwe draad) aan op
de beide grote, groene schroefklemmen in de led-driver, zie ook opschrift op de led-
driver („PRI“).
De diameter van de koperaders van de netbekabeling moet niet groter zijn
dan 0,75 mm².
• Schuif de beschermslang zo ver mogelijk op de schroefklemmen.
• Plaats uiteindelijk de aan het begin verwijderde kunststof afdekking terug en
schroef deze weer vast.
• Draai de schroeven van de trekontlasting vast, zodat de netbekabeling met de be-
schermslang stevig vast komt te zitten.
• Plaats de led-downlight in het gat van het verlaagde plafond.
Mochten de drie houdklemmen er apart bij-
zitten, plaats ze dan zoals rechts in de af-
beelding weergegeven in de houders van de
led-dowlight.
Draai de houdbeugel met de zich daarop bevindende led-driver opzij zodat
de led-driver niet gelijk boven het koellichaam van de lamp licht als de led-
downlight compleet is gemonteerd.
Wanneer u dit niet in acht neemt, kan de led-driver door oververhitting be-
schadigd raken.
Steek de led-downlight zo in het gat van het verlaagde plafond dat de drie veerbeu-
gels de lamp stevig vasthouden.
De lange beugel die boven in beeld te zien is moet door het gat worden
geschoven, de onderste kleine beugel wordt tussen lamp en plafond inge-
klemd.
Belangrijk!
Zoals reeds is beschreven in het hoofdstuk „Veiligheidsinstructies“ moeten
de led-downlight en de led-driver niet in thermische isolatie worden inge-
bed (bijv. dempingswol). Neem voor de minimumafstand de informatie in de
„Technische gegevens“ in acht.
• Zet de netspanning aan en controleer de werking van de led-downlight.
Schakel de netspanning onmiddellijk weer op alle polen uit als de led-down-
light niet gaat branden (zekering uitdraaien respectievelijk zekeringsauto-
maat uitschakelen, aardlekschakelaar uitschakelen).
Controleer vervolgens de aansluiting van de led-downlight.
Raadpleeg in geval van twijfel een vakman (bijv. elektricien)!
Onderhouden en schoonmaken
Het product is voor u onderhoudsvrij. Het product mag alleen door een vakman gere-
pareerd en onderhouden worden. De gebruikte LED-lichtbronnen zijn vast ingebouwd
en kunnen niet vervangen worden.
Om af en toe schoon te maken kunt u een schone, droge, zachte doek gebruiken. U
kunt stof zeer gemakkelijk met een schone en zachte kwast en een stofzuiger verwij-
deren.
Gebruik geen agressieve, chemische of schurende reinigingsmiddelen, want deze
kunnen verkleuringen of zelfs materiaalveranderingen van het oppervlak veroorzaken.
Afvoer
Het product hoort niet in huishoudelijk afval.
Het product dient aan het einde van zijn levensduur volgens de geldende
wettelijke voorschriften te worden verwijderd. Lever het bijv. in bij het be-
treffende inzamelpunt.
Technische gegevens
Bedrijfsspanning ................................ 220 - 240 V/AC, 50/60 Hz
Opgenomen vermogen ..................... max. 21 W
Beschermingsklasse ......................... II
Dimbaar ............................................... nee
Montageplek ....................................... uitsluitend in droge, gesloten binnenruimtes
Omgevingsomstandigheden............. temperatuur 0 °C tot +40 °C
...............................................................
Luchtvochtigheid 0% tot 85% relatief, niet conden-
serend
Lichtbronnen ....................................... 60 led’s (vast ingebouwd, niet vervangbaar)
Lichtkleur ............................................. 3000 K (warmwit)
Lichtstroom ......................................... 1600 lm
Uitstraalhoek....................................... 85°
Afmetingen (Ø x h) ............................. 247 x 92 mm
Inbouwdiepte ...................................... min. 90 mm, geadviseerd word >140 mm vanwege
de warmteontwikkeling
Inbouwgat-Ø ....................................... 212 mm
Materiaaldikte op montageplaats ... max. 40 mm
Afstand tot warmte-isolatie.............. min. 10 cm
Gewicht................................................ 1145 g