99
•
Rijd niet tijdens onweer, onder hoogspanningskabels of in de buurt van zendmasten.
•
Laat de zender altijd ingeschakeld, zolang het voertuig in gebruik is.
•
Om het voertuig weg te zetten, moet u altijd eerst de rijregelaar van het voertuig uitzetten en vervolgens
de rij-accu volledig ontkoppelen van de rijregelaar. Pas nu mag de zender uitgeschakeld worden.
• Bij zwakke batterijen (of accu´s) in de zender neemt de reikwijdte af. Vervang de batterijen of accu´s
door nieuwe.
•
Als de rij-accu in het voertuig zwak wordt, zal het voertuig langzamer worden of niet meer correct op de
zender reageren.
De rij-accu in het voertuig is niet alleen bestemd voor de stroomvoorziening van de motor via de
rijregelaar, maar de rijregelaar genereert ook de nodige spanning/stroom voor de ontvanger en de
stuurbekrachtiging.
Daarvoor is in de rijregelaar een BEC (Engels voor “Battery Eliminator Circuit”, elektronische schakeling
voor directe stroomvoorziening van de ontvanger zonder extra ontvangeraccu) ingebouwd.
Bij een te lage spanning van de rij-accu kan ook de spanning aan de ontvanger dalen, wat ertoe leidt dat
het voertuig niet meer op de stuurbevelen van de zender reageert.
In dit geval moet u het gebruik onmiddellijk (rijregelaar uitschakelen, rij-accu loskoppelen van het
voertuig, zender uitschakelen) beëindigen. Vervang daarna de rij-accu van het voertuig of laad de rij-
accu weer op.
•
Zowel de motor en de aandrijving alsook de rijregelaar en de rij-accu van het voertuig worden warm
tijdens het gebruik. Las voor elke accuwissel een pauze van minstens 5 tot 10 minuten in.
•
Laat de rij-accu voor het laden volledig afkoelen.
•
Raak de motor, de rijregelaar en de accu niet aan tot deze afgekoeld zijn. Gevaar voor brandwonden!
Summary of Contents for 2304801
Page 122: ...122 ...
Page 123: ...123 ...