Bij aansluiting van een
achteruitkijkcamera
Wanneer dit product wordt gebruikt met een
achteruitkijkcamera, kan er automatisch wor-
den overgeschakeld naar het beeld van die ca-
mera wanneer de versnelling in de
ACHTERUIT
(
R
). De
Achteruitkijk
stand
stelt u ook in staat te controleren wat er achter
u gebeurt terwijl u aan het rijden bent.
WAARSCHUWING
GEBRUIK DEZE INGANG ALLEEN VOOR DE
ACHTERUIT- OF DE SPIEGELREFLEXACHTERUIT-
KIJKCAMERA. ANDERSSOORTIG GEBRUIK KAN
LETSEL OF SCHADE TOT GEVOLG HEBBEN.
BELANGRIJK
!
Het beeld op het scherm kan omgekeerd wor-
den weergegeven.
!
De achteruitkijkcamera is een hulpmiddel om
eventuele aanhangwagens of opleggers in de
gaten te houden of om op een kleine plaats in
te parkeren. Gebruik deze functie niet voor
amusementsdoeleinden.
!
Het voorwerp dat met de achteruitkijkcamera
wordt bekeken, kan dichterbij of verder weg lij-
ken dan in werkelijkheid het geval is.
!
Houd er rekening mee dat de randen van de
beelden die door de achteruitkijkcamera wor-
den vastgelegd, enigszins afwijkend kunnen
zijn, afhankelijk van het feit of er volledige
schermbeelden worden weergegeven tijdens
het achteruitrijden, en of de beelden worden
gebruikt om de achterkant te controleren wan-
neer de auto vooruit rijdt.
BELANGRIJK
Gebruik uitsluitend het meegeleverde ver-
lengsnoer. Gebruik van een andere kabel kan
tot brand, rook en/of schade aan dit naviga-
tiesysteem leiden.
5 m
20 cm
Verlengsnoer
(voor achteruitsignaal)
Stroomsnoer
Zekeringweerstand
Bruin
(REAR VIEW CAMERA IN)
RCA-kabels
Naar video-uitgang
Paars/wit
RCA-connector
De navigatie-eenheid
Acheruitkijkcamera
(bijv. ND-BC2)
(los verkrijgbaar)
Voor meer details omtrent de bedrading verwijzen we u
naar
Het stroomsnoer aansluiten (2)
op bladzijde 152.
Opmerkingen
!
De [
Camera achter
] in [
Systeeminstellin-
gen
] moet op [
Aan
] worden ingesteld wan-
neer de achteruitkijkcamera wordt
aangesloten. (Zie de
“
Bedieningshandlei-
ding
”
voor meer details.)
!
Aansluiten op de achteruitkijkcamera. Niet
aansluiten op andere apparatuur.
Aansluitingen
Nl
156
Hoofdstuk
03