66 NL/BE
Verklaring van begrippen / Functies / Ingebruikneming
Wind Chill:
Bij de windkoelte (Wind Chill) gaat het om het verschil
tussen de gemeten (luchttemperatuur) en de gevoelde
temperatuur, die afhankelijk is van de windsnelheid.
De windkoelte is maat voor afkoeling van een object
onder invloed van de wind. De mens voelt deze
windkoelte vooral in het gezicht.
Omdat men de windkoelte alleen bij temperaturen
bij of onder de 0° C-grens kan berekenen, wordt
deze bij hogere temperaturen meestal vervangen
door de hitte-index (Heat Index).
8. Functies
Weerstation:
– Radiogestuurd DCF-77-tijdssignaalontvangst met
tijdsweergave; tijdzone-instelling
–
Weergave
datum
– Wekalarm met sluimerfuncties
– Weergave binnentemperatuur en binnenlucht-
vochtigheid met opslag van minimale en maxi-
male meetwaarden
– Weergave buitentemperatuur en buitenluchtvoch-
tigheid met opslag van minimale en maximale
meetwaarden
–
Weergave
luchtdruk
–
Weergave
weertendens
– Weergave batterijniveau (weerstation, windmeter
en regenmeter)
–
Weergave
windrichting
– Weergave windkracht met windalarm
– Weergave dauwpunt (Dew Point)
– IJs- / vorstalarm
–
Weergave
neerslag
– Weergave windsnelheid en windrichting
– Weergave windkoelte (Wind Chill)
– Kan worden neergezet of opgehangen
– Alleen voor binnengebruik
Windmeter:
– Geeft de windsnelheid, temperatuur en lucht-
vochtigheid door aan het weerstation via 434
MHz-frequentie
– Montage aan een mast van ca. ø 25–31 mm
– Montage uitsluitend op een plaats die vrij ligt van
gebouwen, muren of andere hindernissen, omdat
anders de meetwaarden worden beïnvloed.
Regenmeter:
– Geeft regenhoeveelheid door aan het weersta-
tion via 434 MHz-frequentie
– Eenvoudig neerzetten of schroefmontage op een
effen oppervlak
– Neerzetten of montage idealiter op een plaats
die niet tegen regen is beschut.
VOORZICHTIG!
Neem de volgende veiligheidsinstructies
voor de windmeter en de regenmeter in
acht:
– De meetapparaten nooit onderdompelen in water
of andere vloeistoffen
– Meetapparaten niet in de oven of magnetron
plaatsen
– De meetapparaten niet blootstellen aan tempe-
raturen onder –20 °C en boven 60 °C.
– Chemicaliën verre houden van de meetapparaten
9. Ingebruikneming
LET OP!
Maak u voor de montage vertrouwd met het weer-
station, de windmeter en de regenmeter. Met de ap-
paraten in de hand is de gebruiksaanwijzing beter
te begrijpen.
Neerzetten van het weerstation:
Het weerstation heeft een voorgemonteerde standvoet,
met behulp waarvan het weerstation handig kan
worden neergezet.