ONDERHOUD
4 NL
NL
NB:
de generator is uitgerust met een (Antisticking) inrichting voor
het uitschakelen van de krachtstroom bij uitgangs-kortsluiting of
bij vastplakken van de elektrode, zodat deze eenvoudig van het te
lassen deel verwijderd kan worden. Deze inrichting treedt in wer-
king wanneer de generator wordt gevoed, dus ook tijdens de be-
gincontrole, zodat extra belasting of kortsluiting tijdens deze fase
als een storing wordt beschouwd en dus een krachtstroomonder-
breking bij de uitgang veroorzaakt.
4.0
ONDERHOUD
OPGELET: HAAL DE STEKKER UIT HET STOPCONTACT ALVO-
RENS ONDERHOUDSWERKZAAMHEDEN UIT TE VOEREN.
Wanneer het apparaat onder zware omstandigheden werkt moe-
ten de onderhoudsintervallen verkort worden.
Voer elke drie (3) maanden onderstaande werkzaamheden uit:
a. Vervang onleesbare etiketten.
b. Reinig de laskoppen en zet ze stevig vast.
c. Repareer of vervang beschadigde voedings- en laska-
bels.
d. Indien de kabel beschadigd is, moet een daartoe
gerechtigd persoon deze vervangen.
Voer elke zes (6) maanden onderstaande werkzaamheden uit:
Maak de binnenkant van de generator stofvrij.
Doe dit vaker wanneer de werkomgeving zeer stoffig is.
5.0
SOORT STORING/FOUT IN HET LASWERK - MOGELIJKE OORZAAK - CONTROLE EN OPLOSSING
SOORT STORING / FOUT IN HET LASWERK
MOGELIJKE OORZAKEN
CONTROLE EN OPLOSSING
De generator last niet:
A) De hoofdschakelaar staat op "uit".
B) Onderbreking in de voedingskabel (één of
meerdere fasen ontbreken).
C) Overige
D) Probleem in het circuit van de generator
A) Hoofdschakelaar aanzetten.
B) Controleren en verhelpen.
C) Contact opnemen met Klantenservice voor een af-
spraak.
D) Contact opnemen met Klantenservice voor een af-
spraak.
Tijdens het lassen onverwachte onderbreking
van de uitgangsstroom, doven van groene
lampje en branden van geel waarschuwing-
slampje.
Er is té hoge temperatuur geconstateerd, met in-
grijpen van de thermische beveiliging (Zie bedri-
jfscycli).
Laat de generator werken en wacht tot hij afkoelt (10-
15 minuten); dan wordt de beveiliging gereset en
gaat het gele lampje uit.
Te laag lasvermogen.
Verkeerd aangesloten uitgangskabels.
Controleer de goede staat van de kabels, de geschik-
theid van de massatang en of deze aangebracht is op
een roest-, verf- en vetvrij te lassen deel.
Overdreven gesproei.
Lasboog te lang. Lasstroom te hoog.
Polariteit lasbrander niet juist. De ingestelde stroom-
waarde verlagen.
Kraters.
Snel verwijderen van elektrode bij loslaten.
Insluitingen.
Slechte reiniging of verdeling van de lagen. Beweging van elektrode verkeerd.
Onvoldoende penetratie.
Voortbewegingssnelheid te hoog. Lasstroom te laag.
Gebrek aan smelting.
Lasboog te kort. Stroomwaarde te laag.
De ingestelde stroomwaarde verhogen.
Luchtbellen en poreusheid.
Elektroden vochtig. Boog te lang. Polariteit lasbrander verkeerd.
Barsten.
Stroomwaarden te hoog. Materiaal vervuild.
Bij TIG-laswerk smelt de elektrode.
Polariteit lasbrander verkeerd. Gebruikte gassoort niet geschikt.