
5
NL
10-490-03
6. PROBLEEMOPLOSSING
1. Controleer altijd eerst met een multimeter de spanning tussen de klemmen:
Tussen de klemmen …
Moet de volgende spanning aanwezig zijn
b en a
± 24 Vdc
b en P
± 24 Vdc
M en P
± 24 Vdc
B en V1 of V2
± 5 Vdc
2. Is het toestelprobleem niet verholpen, doorloop dan onderstaande lijst van mogelijke problemen:
Probleem
Oorzaak
Oplossing
Het beeld op de videobinnenpost staat niet
horizontaal.
De richting van de camera is niet correct ingesteld. Draai de camera tot het beeld horizontaal staat.
Het beeld op de videobinnenpost is onduidelijk.
De draden op klemmen V1 en V2 zijn
omgewisseld.
Sluit de draden correct aan op klemmen V1 en V2.
De kabel is niet geschikt:
• De kabelafstand is te groot.
• De kabel is verweerd.
• De kabel heeft een te dunne sectie.
• Het is geen getwiste kabel.
Vervang de huidige kabel door een geschikte kabel.
De versterking op de splitters is niet goed geregeld. Regel de versterking op de splitters met de
potentiometers.
Er is te veel tegenlicht.
Pas de camera-instellingen aan (in het menu).
Er is geen beeld op de videobinnenpost. De andere
functies werken wel.
De bedrading is niet correct:
• Klem M of P is niet aangesloten.
• Klem V1 of V2 is niet aangesloten.
Controleer de bedrading volgens het
aansluitschema.