21
NL
Problemen
Oorzaken
Oplossingen
Het apparaat werkt niet.
De stekker zit niet in het
stopcontact of de schakelaar
is niet ingesteld op “1”
of “2”.
Steek de stekker in een
stopcontact met de gepaste
spanning. Schakel het
apparaat in.
Het deksel (C) is niet juist
vergrendeld.
Controleer of het deksel
(C) juist is aangebracht en
vergrendeld.
Het apparaat is oververhit
en de beveiliging is
geactiveerd.
Draai de regelknop (I)
naar 0, haal de stekker uit
het stopcontact, laat het
apparaat afkoelen en schakel
het opnieuw in.
Het apparaat geeft een geur
of wat rook af, het voelt
zeer heet aan of het maakt
een ongewoon geluid.
De zeef (D) is niet juist
aangebracht.
Controleer of de zeef (D)
juist is aangebracht.
De hoeveelheid te verwerken
voedsel is te groot.
Laat het apparaat afkoelen
en verwijder een hoeveelheid
voedsel.
Het sap stroomt niet zoals
het hoort.
De sapopvangbak (E) is niet
juist aangebracht.
Controleer of de sapopvangbak
(E) juist is aangebracht.
De zeef (D) is verstopt.
Maak de zeef (D) en het deksel
(C) schoon. Leeg vervolgens het
pulpreservoir (G).
Als u een ander probleem ervaart of u hebt een vraag, neem contact op met de Hulplijn
die aan het einde van deze gebruiksaanwijzing is vermeld.
WAT TE DOEN ALS UW APPARAAT NIET WERKT
met water wordt gespoeld en dan op een later tijdstip volledig wordt gereinigd.
Maak uw
apparaat niet schoon met een schuursponsje, aceton, alcohol, etc.
• Gebruik de zeef (D) met de nodige voorzichtigheid. Een verkeerd gebruik kan schade
veroorzaken. Vervang uw zeef zodra slijtage of schade wordt waargenomen.
• Maak de motoreenheid schoon met een vochtige doek.
ELEKTRISCHE OF ELEKTRONISCHE PRODUCTEN AAN HET
EINDE VAN HUN LEVENSDUUR
Bescherm het milieu!
Uw apparaat bevat waardevolle materialen die herwonnen of gerecycled kunnen worden.
Breng het naar een lokaal inzamelpunt.